Zoeken
Het leven, mede mogelijk gemaakt door IKEA (Arnold de Groot)
‘IKEA produceert geen meubels, IKEA produceert geborgenheid.’ Deze zin komt niet van de marketingafdeling van IKEA, maar is van Samuel Brammer, de hoofdpersoon in de roman Bezorgde burgers van schrijver en NRC-redacteur Steven de Jong. Samuel is opgenomen in een psychiatrische kliniek. Zijn probleem is dat hij ongeschikt is voor het sociale leven. Zijn redding heet IKEA.

Het leven, mede mogelijk gemaakt door IKEA (Arnold de Groot)

Gepubliceerd op 27 juli, 2017 om 00:00


Met Samuels wijsheden over het meubelbedrijf en zijn klanten steekt Steven de Jong de draak met IKEA, hoewel ze niet helemaal onzinnig zijn. De roman is echter voortdurend vrij hilarisch, zodat de herkenbare kritiek, op het hedendaagse consumentisme en de grote aandacht voor het inrichten van de eigen woning in onze maatschappij, luchtig blijft.

In de gesloten inrichting waar Samuel verblijft timmert hij IKEA-kasten in elkaar. Dat doen de patiënten daar, ter recreatie. Samuel gebruikt het klussen om behalve meubels ook zijn nieuwe zelf in elkaar te zetten. Strikt volgt hij de stappen in het instructieboekje, want die bieden structuur waar hij in het normale leven zo veel moeite mee had. ‘Pas als ik de blauwdruk van de meubelgigant kan dromen, ben ik weer geschikt om in de samenleving mee te draaien. […] Ik stop mijn denken in schema’s om maatschappelijk weerbaarder te worden. Ik leg bedrading aan die gewone burgers van kinds af aan ontwikkelden.’

Samuel kon niet normaal omgaan met andere mensen, of dat nu collega’s, de buurvrouw, of passanten op straat waren. Elk gesprekje was een vernedering, een teistering, een beproeving. Voortdurend sloegen paniek en angst hem om het hart, en groeide zijn afkeer van zijn medemensen. De samenleving was voor Samuel, kortom, een ‘vijandige mogendheid’.

Op een dag gaat het goed mis en Samuel belandt in een kliniek. Tot dat moment zag hij elke huiselijk ingerichte woning als een uitgestoken middelvinger. De burgerlijke orde die je in de IKEA-gids voorgeschoteld krijgt, was voor hem een poging tot onderwerping, een oorlogsverklaring. Maar in de kliniek – het deel in het boek heet Inkeer – omarmt hij deze handleiding voor het leven: ‘De Bijbel kan nu wel dicht, aan de catalogus van IKEA heeft de moderne burger meer dan genoeg.’ Zijn therapeut stemt daar volmondig mee in: ‘Wie het achter de voordeur goed voor elkaar heeft, slaagt ook daarbuiten.’ Als een huis een thuis is, als de meubels (met voornamen!) in geborgenheid getransformeerd zijn, kan de bewoner ook het leven daarbuiten aan. Samuel: ‘Zij, de IKEA-consumenten, stapten vrolijk de deur uit omdat hun binnenwereld op orde was. Ik, de verslonsde krotbewoner, moest mezelf eerst bij elkaar rapen voordat ik de deur uit kon.’ Samuel wordt een gelovige: van ‘voorgeknutselde huiskamers’ naar ‘voorgeknutselde levens’, IKEA brengt de redding voor de verkeerd afgestelde mens.

 

II.

In De Jongs boek is de lof op IKEA vooral om te lachen. Maar je kunt ‘IKEA’ ook tot maatschappijkritiek uitwerken of althans in een cultuurfilosofische beschouwing op het hedendaagse design opnemen. Dat doet filosoof Thijs Lijster in zijn essay ‘De grote vlucht inwaarts’. Ook hij legt de verbinding bloot tussen het inrichten van je huis en het vormgeven van je leven – de verbinding waarvan IKEA wil dat die bestaat, getuige hun reclameslogan: design your own life. In een tijd waarin je identiteit niet meer gegeven is met een geloof, met beroep en maatschappelijke positie of met politieke voorkeur, is het aan ieder individu om een eigen identiteit te ontwikkelen. IKEA en vele andere bedrijven houden ons voor dat we dat kunnen door te consumeren. Met de juiste meubels word je wie je wil zijn, en bereik je het geluk.

Dat is uiteraard een ideologische boodschap, die vooral de bedrijven zelf tot voordeel moet strekken. Maar ergens zit daar ook een idealistisch, utopisch moment in, merkt Lijster terecht op. Zo vaak kun je tegenwoordig lezen over mensen die expliciet of impliciet te kennen geven dat ze bezorgd, boos of teleurgesteld zijn, omdat ze geen grip meer hebben op wat er in de wereld gebeurt. Niet op de dreiging van vijandige landen of terreurbewegingen, niet op de economie waarvan de dynamiek door wereldomspannende krachten bepaald wordt, niet op het bestuur door de elites. Hoe mooi is het dan niet, als we toch tenminste in staat zijn het eigen leven een beetje comfortabel in te richten? Als het ‘grote geluk’ (voor de hele samenleving) niet meer in ons bereik ligt, dan maar, of dan nog altijd, het ‘kleine geluk’ (in ons privéleven). Met ons mag het slecht gaan, met mij gaat het wel goed.

Of die bevinding, die keuze, vol te houden is, hoe je dat moet beoordelen, dat is voer voor debat. Of, schrijvers: voor nieuwe romans.

Arnold de Groot is filosoof en werkt als freelance (eind-)redacteur, voor met name NRC. Dit stukje schreef hij naar aanleiding van het verschijnen van Bezorgde burgers, de roman van zijn collega bij NRC Steven de Jong. 

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: