Zoeken
'Over de Muur wordt hier niet gepraat' (Jonah Falke voor De Gelderlander)
9 november was het dertig jaar geleden dat de Muur viel. Voor De Gelderlander ging Jonah Falke op zoek naar de verschillen tussen Oost en West en sprak hij in de Duitse hoofdstad met streekgenoten. 

'Over de Muur wordt hier niet gepraat' (Jonah Falke voor De Gelderlander)

Gepubliceerd op 26 november, 2019 om 00:00, aangepast op 16 december, 2019 om 00:00

De Muur

Het is donker bij aankomst in Berlijn. De eigenares van het huis waar ik verblijff zegt dat de Muur hier ooit dichtbij stond. Ze wijst oostwaarts, naar het parkje in de Pflügerstraße, waaruit accordeonmuziek klinkt. Glimlachend zegt ze: ‘De zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen.’

9 november is het dertig jaar geleden dat de Muur viel. De communistische en democratische blokken van Europa werden herenigd. Althans, dat was het idee. Ik wilde weten of het verschil tussen Oost en West-Berlijn nu nog leeft. Ik sprak drie inwoners van de stad, waaronder twee ex-Gelderlanders en iemand die probeerde te vluchten uit de DDR.

 

Matthijs (30)

In de ochtend tref ik Matthijs uit Nijmegen op het terras van de opera, de Deutsche Oper. Een vriendelijke jongen met kastanjebruin geverfd haar. In de zomer voor de Wende in 1989 werd hij geboren. Zes jaar werkt hij nu in Berlijn als ankleider, het kleden van acteurs en zangers. Hij begon zijn carrière in een voormalig Oost-Berlijns theater. ‘Daar leek het nog steeds soms een DDR-vacuüm.’ Dagelijks verzuchtten oudere collega’s dat het vroeger beter was. ‘Sommigen leden aan Ostalgie, het terugverlangen naar de DDR. Dat kon gaan over de pruimentaart die lekkerder was, maar ook over het theater an sich. Voor de val was het theater in het Oosten namelijk een plek voor engagement, een ruimte waar wel een beetje vrijheid bestond. “Vroeger gingen de theaterstukken tenminste nog ergens over,” klaagden ze. De vereniging heeft plaatsgevonden maar totale gelijkheid is er niet uit voortgevloeid: de lonen zijn bijvoorbeeld nog altijd lager in het Oosten.’

De extreemrechtse, anti-migratiepartij AFD maakt zijn opmars in Duitsland en speelt in op deze Ostalgie. Op hun verkiezingsposters lees je: ‘Wende 2.0’ of ‘Voltooi de Wende’.

Ik vraag of Matthijs met dit AFD-geluid geconfronteerd wordt.

‘Ja, er is iemand van de garderobe die niet met een Turk wil samenwerken. In het koor hier hoor je soms erg foute opmerkingen. En in die Zauberflöte van Mozart zingt een Moor, een zwart geschminkte man: “Een zwart persoon is lelijk”. De opera is een witte wereld, dus zulke dingen kunnen hier nog gewoon. Maar in mijn functie kan ik daar niets mee doen, ik bedrijf geen politiek. Bovendien denk ik niet dat dergelijke sentimenten met Oost of West te maken hebben, die verschillen heb je net zo goed tussen de stad en het platteland.’ Hij lijkt te zeggen: discriminatie zit in de mens.

 

Marc (57)

‘Neukölln was een probleemwijk,’ zegt Marc uit Ulft. ‘Tot tien jaar geleden woonden hier vooral werkelozen.’ Begin jaren negentig vestigde hij zich als kunstenaar in Berlijn. Een paar jaar later opende hij jazzclub Sowieso. Eerst kwamen de kunstenaars naar de achterstandswijk, toen verjoegen de mensen met geld de oorspronkelijke bewoners en de kunstenaars. Kortom: gentrificatie.

Deze veranderingen gaan aan Marc en zijn jazzclub voorbij. Het is middag, de zon schijnt, stof dwarrelt neer op het donkerbruine interieur. Het ruikt er naar verschaald bier en sigaretten. Marc heeft de bakkenbaarden van een oude zeeman en hij kijkt je over zijn bril stoïcijns doch vriendelijk aan. Zijn Nederlandse accent is hoorbaar als hij Duits spreekt, zijn Achterhoekse tongval in het Nederlands.

‘Ik kwam al in Berlijn toen de Muur er nog stond. Die grens nam je voor lief, zoals mensen die aan zee wonen, het was normaal. Maar ik ging weleens naar het Oosten, wat een troep zeg daar. Die controles, alles was er kapot en smerig, heel onvriendelijk. Mensen stonden er netjes voor een stoplicht te wachten al was er geen verkeer. Duitsers kunnen zich heel goed aanpassen, aan alle regimes, umdenken. Maar die Stasi, dom dommer domst volk met macht. Dat is een gevaarlijke combinatie.’

Een Duitse vriend van Marc liet zich na een avond in het Oosten in de jaren zeventig uit tegenover een groepje communisten dat de Koude Oorlog niets anders was dan een krachtmeting tussen Amerikanen en Russen. Hij verdween voor drie jaar in de gevangenis, waarvan een jaar in eenzame opsluiting. ‘Ik was de eerste met wie hij daarover sprak. Zijn psycholoog was ook een Nederlander, en die had hetzelfde accent als ik, dat praatte wel makkelijk,’ zegt hij lachend. En dan ernstig: ‘Als je oud wordt vliegt de tijd, het is bijna een soort eergistergevoel, die dertig jaar. Die processen om tot zo’n politietstaat als de DDR te komen, kunnen heel snel gaan.’

De Muur of de opkomst van AFD, daar praat men niet over hier. In zijn club zitten er soms twaalf nationaliteiten op vijftien stoelen. ‘Mijn bezoekers zouden allemaal vrienden kunnen zijn. Deze plek is mijn bijdrage aan de maatschappij.’

 

Susanne (60)

Het schemert. Susanne, haar dochter en ik zitten op een terras in voormalig Oost-Berlijn naast een zwaarbewapende synagoge in de Rykestrasse. In 1982 stapte Susanne hier op 23-jarige leeftijd met haar toenmalige vriendje in de kofferbak van een auto om in vrijheid te gaan leven. Maar het werd een korte rit. De chauffeur had een dubbele agenda. De klep ging open en door mannen met automatische wapens werd ze begroet. ‘Schiet maar, zei ik, vreemd hè? Het was alsof mijn brein stopte met werken. Nu vind ik het grappig, net een krimi die foto’s.’

Ze bladert door haar vuistdikke Stasirapport dat op tafel ligt. ‘Ik was van tevoren alleen bang dat ze m’n haar zouden afknippen. Misschien was ik naïef. Ik haatte de DDR, ik wilde de wereld in. Daarom vluchtte ik.’

Voor weken werd ze verhoord en toen ging ze dertien maanden een Oost-Duitse gevangenis in. Uiteindelijk werd ze vrijgekocht door de Amerikanen. ‘Dat losgeld leverde de DDR geld op, er zijn duizenden mensen vrijgekocht, het was gewoon een manier om geld te genereren voor de DDR. Iedereen wist hoe dat werkte.’ Een paar maanden na haar vrijlating verliet ze Duitsland al. Ze werd au pair in Londen. ‘Toen ik terugkwam in Berlijn was ik niet meer het meisje uit de DDR maar de au pair uit Londen.’

Ik vraag wat ze 9 november tijdens de herdenkingen doet. ‘Ik ga het niet vieren, wil het achter me laten. Ik was ook niet per se blij dat de Muur viel. Begrijp me niet verkeerd, maar de communisten daar vluchtte ik voor en ineens konden die mensen mengen met de vrije wereld. Na dertig jaar werkt dat persoonlijk nog steeds door. Ik hou niet van die Linke en die Rote. Alles wat maar een beetje naar communisme of socialisme ruikt, daar blijf ik van weg.’

De dochter van Susanne fungeert als tolk. Ze is een jaar ouder dan haar moeder destijds was. De DDR is een geschiedenis die ze vooral uit boeken kent; haar moeder heeft nooit echt gepraat over die tijd. ‘Ze zei altijd dat ze het was vergeten. Maar vorige week huilde ze omdat ze dit interview ging geven en erover begon na te denken.’

De dochter is toerisme én economie gaan studeren, dat staat haaks op het communisme, wellicht heeft ze dat van haar moeder.

‘Ik leef in de wereld,’ zegt ze zelfverzekerd. Maar ook: ‘Het is wel pas dertig jaar geleden, wat gaat er binnen nu en dertig jaar veranderen?’

Het is donker en koud geworden. De mannen met machinegeweren staan nog altijd voor de synagoge. De vrijheid moet kennelijk bewaakt worden.

 

Toekomst

Die avond bezoek ik een concert in de jazzclub van Marc. Er zijn zeker zes nationaliteiten aanwezig in de zaal. Na het concert zit ik naast een Pool aan de bar. Hij heet Mietjs en is computeringenieur. Hij vraagt wat ik hier doe.

‘Ah ja,’ zegt hij. ‘Het verleden vergelijken met vandaag, dat doen veel mensen. Ik kijk liever naar de toekomst. Je moet dit eens lezen. Dit universum zal ooit enkel nog bevolkt zijn door robots.’

Hij geeft me een kinderboek uit 1964: Bajki Robotow van Stanisław Lem, humoristische sciencefiction voor het slapengaan.  

Marc kijkt Mietjs over zijn bril argwanend aan. Of robots de toekomst hebben, zal blijken. Maar zolang er mensen zijn lijkt me het kinderlijke doch verstandige antwoord van de dichter Mistral voldoende, op de vraag welke rassen er bestaan: ‘Rassen? Er is maar één zon!’

 

***

Dit artikel verscheen eerder in de Gelderlander.

Auteurs
Auteur: Jonah Falke

Jonah Falke (1991) werd geboren in Ulft en studeerde fine art painting aan ArtEZ, Enschede. Hij exposeerde in binnen- en buitenland en maakte als frontman van de band Villa Zeno de plaat Self Made Woman. In 2016 verscheen zijn debuutroman Bontebrug, in 2019 volgde De mooiste vrouw van de wereld. Hij schreef voor Vrij Nederland, See All This, ELLE, HP/De Tijd en VPRO Nooit meer slapen en is vaste columnist bij de Gelderlander en op het Lebowski Blog.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: