Sonzonen
Friendzonen, je weet wel, dat is wat je doet met mannen die je heel aardig vindt, en misschien wel beter had kunnen trouwen, maar die je vanwege hun bescheiden afwachtende houding maar tot vriend hebt gebombardeerd en waarover je zegt: hij is als een broer.
Deze vriend, die pijnlijk gelaten al mijn klaagzangen over dates en eikels moet aanhoren, zegt: ‘De mannen zijn bang van je. Ze willen wel, maar ze durven niet te beginnen. Dus moet jij het doen.’
‘Ik snap het niet,’ zeg ik. ‘Eerst moet je als vrouw afwachten tot hij het initiatief neemt, omdat je hem moet laten jagen, want dat vinden ze o zo fijn. En nu ineens moet ik mezelf op hem werpen.’
’Ja, maar mannen haten afwijzing.’
‘Eh, hallo, wie niet? Dus mannen jagen het liefst op vrouwen waarvan ze zeker weten dat ze hen niet afwijzen? Wat is daar aan? Dat is zoiets als jagen op herten die alvast dood zijn.’
‘Ze jagen in ieder geval niet op vrouwen waarvan ze zeker zijn dat ze worden afgewezen. Zoals jij.’
Ik zucht. Ik wijs bijna nooit iemand af. Ja, hem, mijn gefriendzonede vriend. Die probeert nu zijn eigen traumatische ervaring te projecteren op al mijn toekomstige dates.
‘Ik krijg niet eens de gelegenheid om af te wijzen. Ik ben nu voor de vierde keer uit eten geweest met hem en hij heeft me al alles verteld over zijn moeder, zijn bovenburen, zijn dertig ex-vriendinnen, hij heeft in mijn armen gehuild over zijn afwezige vader en gevoelige darmen en ik weet alles van zijn andere dates. Ik trek het eruit, dit soort informatie. Ik friendzone niet, ik sonzone.’
‘Sonzone?’
De vriend kijkt verbaasd.
‘Ja, ik maak van iedere leuke man mijn zoon. Of beter gezegd, ik verander in hun moeder. Ik zit daar, in vol ornaat, alle nagels gelakt, alle haren geharst, die godsgruwelijk jeukende kanten slip aan, ik wankel zo elegant mogelijk op mijn hakken de tent door, ik hairflip en luister, want mannen praten graag, en voor ik het weet wordt er een gruwelijk verhaal verteld, meestal over een ex, en dan verander ik. In hun moeder. Ik ga troosten, en begrijpen en ik bestel een vlaflip voor ze en ik breng een pannetje soep langs. Ik ontdooi hun ijskast en lucht hun dekbedden, breng ze naar de dokter als ze een depressie hebben. En maar blijven wachten op die kus….’
Ik zie de vriend denken. Is dat het? Ben ik gesonzoned? Zijn er nog kansen? Ik help hem direct uit de droom. ‘Niet jij hoor, jij bent mijn beste vriend.’
‘Misschien moet je het meer in je eigen leeftijd zoeken,’ zegt hij snibbig.
‘Ze zijn mijn eigen leeftijd! Al denken ze zelf dat ze nog steeds vijftien zijn en een hoodie hen aantrekkelijk en jeugdig staat. Wat is er aan de hand met mannen?’
Ik werp hierbij dramatisch mijn handen in de lucht, hoewel ik het antwoord al weet. Het ligt uiteraard aan mij. Ik moet ophouden hen de soep te voeren, te adviseren bij hun vechtscheiding, helpen de goedkoopste vliegtickets te vinden, de manuscripten van door hen geschreven boeken te lezen, ze naar de kapper te sturen of het adres van de beste psychotherapeut te geven, de tekst voor hun Tinderprofiel te schrijven, hun nichtjes te helpen aan een stage, hun honden uit te laten en hun katten te voeren en ze de volgende keer vol op de bek pakken.
Deze column verscheen eerder in de LINDA.