Zoeken
Soepkip
Bodil de la Parra schreef deze week voor Lebowski een kort kerstverhaal over de tijd dat we nog konden stressen over grote kerstdiners.

Soepkip

Gepubliceerd op 24 december, 2020 om 00:00

 

Toen we, vorig jaar en al die jaren ervoor, nog met z’n allen kerst mochten vieren, toen er nog tradities bestonden zoals een groot huis huren en daar een week in verblijven met ongeveer twintig personen bestaande uit een eclectische mix van familie, vrienden en kinderen, toen we in die fijne kerstperiode nog met grote groepen bij elkaar mochten komen om samen spelletjes te spelen en samen uitgebreid te koken, had ik me bedacht een kip te bereiden.

We hadden vooraf met een deel van het gezelschap een kookteam samengesteld. We hadden ons aan het einde van die dag naar de keuken begeven, terwijl het andere deel toezicht hield op de kinderen.  Meestal viel dat deel van de volwassen al snel met open mond bij het haardvuur in slaap, zodat de kinderen zich verveeld naar de keuken begaven om vermaakt te worden. Meestal mochten ze dan een handje helpen, ook al waren ze nog te klein om zich tussen scherpe messen en hete ovengerechten te begeven. Deze avond stond er kip op het menu en die zouden we met risotto serveren. Als toetje zouden we citroen-merenguetaart bereiden.

Die ochtend waren we er met het kookteam op uitgegaan om de kip te scoren. Groot deel van ons plezier was om niet alles bij een supermarkt te halen, maar juist boodschappen te doen bij de plaatselijke middenstand. We hadden een groot huis net over de grens gehuurd, en hadden vlak daarvoor de groenteboer al leeggekocht en nu hadden we in diezelfde straat een Belgische slager gevonden. Maar toen de slagersvrouw de kippen in de vitrine aanwees, sloeg bij ons de twijfel toe. Vergeleken met de piepkleine gevalletjes ernaast leken het wel kalkoenen. Waren het wel kippen?

De slager werd erbij gehaald. Hij verzekerde ons dat dit toch echt kippen waren. ‘Hier in België’, lichtte hij toe, ‘lopen ze nu eenmaal vrij rond en daar worden ze groot van’. Zijn mouwen waren opgestroopt en aan zijn schort te zien had hij vlak daarvoor een groot beest geslacht waar veel bloed aan te pas was gekomen. De vitrine lag vol met grote stukken vlees waarvan we de afkomst nauwelijks konden achterhalen en vriend Bert opperde of we niet beter een rollade konden maken, maar we hadden nu eenmaal gevulde kip bedacht. Daar hadden we de rest van het menu op ingesteld en daar wilden we nu niet meer van afwijken, dus bestelden we twee kippen. Terwijl de enorme exemplaren uit de vitrine werden gehaald, opperde ik dat we dan in ieder geval veel konden eten. Ik had de kip vaker bereid, het recept schreef voor de kip in te wrijven met een kruidenmengsel en daarna te vullen met laurierblaadjes en citroen. Meestal was mijn kip zo mals geworden, dat het beest tot op het laatste botje werd afgekloven tot de kinnen vettig waren. Ik zag al voor me hoe ook deze avond de kip helemaal zou worden verorberd. Meestal kwam het gezelschap pas echt goed op gang als de kinderen op bed lagen; En na te veel rode wijn en cognac zouden de overgebleven restjes kip vast nog worden verorberd en zich goed laten smaken. Zeker omdat we voor deze avond hadden afgesproken om de fles Borgoe-rum aan te breken die mijn Surinaamse nicht speciaal voor de late uurtjes had meegebracht.

Nadat de slagersvrouw de twee reuzenexemplaren had ingepakt, wreef de slager nog even in zijn handen, en wenste ons een fijne kerstavond. We bestelden nog wat paté en Belgische worst – in die jaren was kennelijk nog niemand van ons vegetariër – maar bij het zien van het af te rekenen bedrag bekroop ons opnieuw de twijfel. De kippen waren omgerekend nog niet eens tien euro het stuk.

‘Dit kan toch niet?’ zei Carin, ‘moeten we niet toch die kleine piepkuikens nemen?’ Na even aarzelen grapte ik dat zij zich maar bezig moest houden met de risotto. Ik zou met mijn Surinaamse nicht voor de kip zorgen.

Eenmaal aangekomen in de keuken van ons kersthuis stond mijn nicht al in de startblokken. Toen we de kippen tevoorschijn haalden keek ze haar ogen uit.  ‘Mi gado!’ riep ze uit, hetgeen mijn God betekent. Ook zij zag ze niet eerder zo groot. In Suriname lopen overal kippen rond en die worden vrijwel allemaal opgegeten, of het nu roti, saotosoep, of pom is, in nagenoeg elk Surinaams gerecht is wel kip verwerkt en ze kunnen ze ook heel sappig laten smaken.  ‘Dat wordt in ieder geval smullen!’ riep ze, waarna ze aan de slag ging.  De kippen moesten eerst gewassen en drooggedept worden, en daarna wreven we ze in met het kruidenmengsel van tijm, rozemarijn, peterselie en salie dat we zorgvuldig hadden fijngehakt met stukken ui en knoflook. Jack en Bea piepten nieuwsgierig om de hoek en leken verheugd; ze hadden expres de hele dag nog niks gegeten.

‘Wegwezen,’ riep Carin, lichtelijk in de stress vanwege de enorme hoeveelheid paddenstoelenrisotto. Ze had geen idee wanneer ze zou moeten beginnen te roeren om het hele zwikkie beetgaar te krijgen. Dat leek haar best een lastige klus voor twintig man. Bert haar adviseerde de risotto alvast een beetje te laten garen, want harde risotto was ook niet zo geslaagd. Ik riep blijmoedig dat als de risotto zou mislukken we in ieder geval genoeg heerlijke kip zouden hebben.

Nadat we de kippen rijkelijk met olijfolie hadden besprenkeld, moesten we ze vullen. De holtes bleken hierbij zo groot dat we ook de citroenen nodig hadden, die we eigenlijk voor de merenguetaart zouden gebruiken. Bert was zo aardig zijn citroenen prijs te geven. Hij kon ook wel een chocoladetaart maken. Er waren genoeg kerstkransjes die konden worden omgesmolten.  Daar zouden de kinderen, die inmiddels in de keuken rondrenden, hem goed bij kunnen helpen. Het zou zeker aan ze besteed zijn, want ze waren dol op roeren. En op chocola.

Nadat mijn nicht en ik tot onze ellebogen in de kippen hadden gezeten, zetten we ze in de grootste ovenschalen die we konden vinden en schoven we ze ruim op tijd de oven in. Tevreden deden we onze keukenschorten af. De kippen hadden zeker genoeg tijd om te garen, dus nestelden we ons bij het haardvuur om alvast een eerste nipje te nemen van de Borgoe-rum.

Na een half uur constateerde ik tot mijn vreugde dat er al een aardig korstje op begon te komen. Nog maar weer even terug naar het haardvuur waar mijn nicht de kinderen inmiddels vermaakte met  haar sappige verhalen over ‘spin Anansi’, die vocht met leeuwen in het oerwoud.

Nog een glaasje Borgoe verder haalden we volgens voorschrift de kippen uit de oven. Maar bij het prikken stuitten we op een harde, taaie massa. ‘Nog steeds op schema,’ zei ik tegen mijn nicht,‘ we hoeven pas over een uur aan tafel.’ De taart kon daarna nog best de oven in en zou net op tijd klaar zijn. Maar toen ik weer een half uur later in de kip prikte, leek die net zo taai. 

‘De risotto is wel al bijna klaar,’ zei Carin paniekerig.

‘Zet ‘t vuur maar even uit,’ opperde ik, alsof ik een volleerde kok was, en we togen weer naar het haardvuur. Alle borrelhappen waren inmiddels op en nu zat iedereen, op Jack en Bea na, aan de Borgoe. Jack en Bea hadden immers nog niks gegeten, en waren maar vast begonnen met tafel dekken. Na drie kwartier, het was inmiddels halfacht, togen nicht en ik wederom naar de keuken. ‘Nog een half uurtje, jongens!’ riep ik na het prikken, zo blijmoedig mogelijk.

‘En de risotto dan?’ vroeg Carin. ‘Over een kwartiertje weer oppakken.’

De kinderen renden inmiddels als bezetenen rond. ‘Ze hebben minstens de helft van de kerstkransjes opgesnoept,’ zei Bert, met een grote grijns van de Borgoe.  

Nadat ik voor de zoveelste keer in de kippen had geprikt, het liep inmiddels tegen negenen, besloten we dat ze maar klaar moesten zijn. De enorme pan risotto, die uren op had gestaan, stond inmiddels op tafel en iedereen was gaan zitten.

Toen nicht en ik met elk een schaal reuzenkip aan kwamen zetten werd er luid ‘Ooooh,’ geroepen.  Bea en Jack keken hologig naar de schalen. Mijn nicht opperde dat zij de kip wilde aansnijden: ‘Spin Anansi is ook dol op kip, hoor!’ giechelde ze, terwijl iedereen toekeek hoe ze het mes in de kip zette. Het ging vrij moeizaam en na een tijdje parelde het zweet over haar voorhoofd en begon het snijden meer op zagen te lijken. Pas na een minuut of tien lukte het haar om er een poot af te trekken en gaf ze het stokje over aan hongerige Jack met de woorden: ‘Veel succes.’

‘Schep jij anders de risotto maar vast op,’ siste ik tegen Carin. Ze kreeg de risotto moeilijk van de opscheplepel af. ‘Het plakt, ’ fluisterde ze benauwd.  Een van de kinderen begin uitgehongerd te eten, maar spuugde het goedje meteen weer terug.

Uiteindelijk lukte het Jack voor iedereen een stuk kip af te zagen.

‘Jongens, smakelijk eten!’ zei ik, terwijl ik de beteuterde gezichten probeerde te negeren en het laatste slokje Borgoe achteroversloeg.

We hebben ons best gedaan. Maar de kip bleef taai en de risotto was pap geworden. Er restte ons alleen nog het toetje. Maar de taart zat te laat in de oven en daarna moest er nog een uur gewacht worden, want chocoladetaart hoor je niet warm eten. De kinderen stortten jengelend in.

Mijn nicht, inmiddels aan de rode wijn, begon het recept van haar overheerlijke Pom te beschrijven. ‘Met lekkere malse stukken kip’. Bij die woorden doken Bea en Jack, die nog steeds niks hadden gegeten, in bed met een boek.

Die nacht sliep ik heel slecht. Had de slager ons nou voor de gek gehouden? Wat waren dit voor kippen? Maar tegen de ochtend werd ik wakker met een inzicht: Het waren natuurlijk soepkippen! Daarom waren ze ook zo goedkoop geweest. Ik stond meteen op en liep naar de keuken. Daar stond Jack. Hij had ook slecht geslapen, maar dan van de honger. Hij was gretig boterhammen aan het verorberen. ‘Wat sta jij te grijnzen?’ merkte hij op, terwijl hij een vieze ovenschaal in de afwasmachine zette en op start drukte. ‘Ik heb net bedacht dat ik soep ga maken vandaag.’

Toen pas zag ik dat hij de hele keuken had opgeruimd. Er lag niks meer, geen glas, geen bord, alles was aan kant. Hij had zojuist alle resten van de vorige avond, met als laatste de volledige schaal kip, in de vuilnisbak gekieperd.

‘Soep waarvan?’ vroeg hij.

‘Laat maar,’ zei ik beteuterd.  

Toen zijn we maar koffie gaan zetten. Die had nog nooit zo goed gesmaakt.

 

*

Bodil de la Parra is actrice, toneelschrijfster en auteur van Het verbrande huis: Een Surinaams familiekroniek, dat dit jaar bij Lebowski verscheen. Daarnaast maakt ze samen met haar zoon Gotu Jim de podcast Zo moeder zo zoon.

Auteurs
Auteur: Bodil de la Parra

Bodil de la Parra (1963) is actrice en toneelschrijfster. Ze schreef stukken voor o.a. Bellevue Lunchtheater, Theater Artemis, het NNT, Het Zuidelijk Toneel en Orkater. Ze schreef onder meer de voorstellingen Ouwe Pinda's en Gouwe Pinda's - waarin ze ook zelf speelde - en recent voor de grote Suriname tentoonstelling Nola, een leven in een leven. Ze was te zien als Irene in de tv-serie KLEM 1 & 2. Het verbrande huis: Een Surinaamse familiekroniek is gebaseerd op de gelijknamige voorstelling waarmee ze in 2018 lovende kritieken oogstte.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: