Pop en literatuur (81): The Royal Concept en Robert Musil
Robert Musils magnum opus Der Man Ohne Eigenschaften (1930-1933) werd in 1999 verkozen tot belangrijkste Duitstalige roman van de twintigste eeuw. Dat is best opmerkelijk, om verschillende redenen. Het is een boek waar nogal wat lezers hun tanden op stuk bijten. Deels omdat het simpelweg een zeer omvangrijke roman is (meer dan duizend pagina’s), deels omdat Musil het boek niet af heeft kunnen maken en het dus een onvoltooide roman is gebleven, maar bovenal omdat het een boek is waarin de handeling vrij minimaal is, waarin eindeloos veel gepraat, gefilosofeerd en geanalyseerd wordt, zonder dat de personages veel verder komen.
Toch is het, naast dat alles, ook een boek dat behoorlijk geestig is. Eigenlijk viel me dat pas bij herlezing op. Musil hanteert een soort lichtvoetige ironie, een milde spot die je makkelijk ontgaat omdat die bijna kopje onder gaat in de uitvoerige bespiegelingen die soms vele bladzijden in beslag nemen. Een van de voorwerpen van spot is de Donaumonarchie. Oostenrijk-Hongarije, koninkrijk en keizerrijk ineen, wordt door Musil steeds aangeduid als Kakanië, afgeleid van ‘kaiserlich und königlich’, kortweg K.K., de vaste aanduiding voor vrijwel alle staatsinstellingen die voor het hele rijk golden. Dit geopolitieke en bureaucratische gedrocht liep in 1913, het jaar waarin de roman speelt, op zijn laatste benen en zal door de Eerste Wereldoorlog definitief ten onder gaan.
De hoofdpersoon is Ulrich, de man zonder eigenschappen, die besluit een tijdje ‘vakantie te nemen van het leven’. Zijn carrière in de wetenschap is op een dood spoor beland en hij vindt het lastig om doel en richting aan zijn leven te geven. Tegen wil en dank (eigenlijk vooral dankzij zijn vader, een oude aristocraat, die zijn maatschappelijke positie een zetje in de goede richting wil geven) raakt hij betrokken bij het 70-jarig regeringsjubileum van keizer Franz Josef (je weet wel, van Sissi). Dat jubileum zal plaatsvinden in 1918. De lezer weet natuurlijk, evenals Musil, dat dat jubileum er nooit zal komen. Sterker nog: in 1918 is de Donaumonarchie voorgoed verleden tijd en is de keizer overleden.
Het jubileum moet een manifestatie worden van de culturele en spirituele suprematie van de dubbelmonarchie ten overstaan van de hele wereld. De hele manifestatie is echter tegelijkertijd een reactie op een soortgelijke manifestatie die ophanden is in het keizerrijk Duitsland, het buurland, ter gelegenheid van het dertigjarig regeringsjubileum van keizer Wilhelm II, eveneens in 1918. (En o, ironie, ook die keizer zal in 1918 zijn rijk voorgoed verloren hebben; hij vluchtte tegen het eind van de oorlog naar Nederland, waar hij in ballingschap zou leven tot aan zijn dood in 1941). De manifestatie die het organisatiecomité voorbereidt, wordt daarom vanaf het begin al aangeduid als ‘de parallelactie’, een benaming die ook weer niet vrij is van ironie.
Wat de actie precies moet gaan inhouden, is na duizend pagina’s eigenlijk nog steeds niet duidelijk. De aartsconservatieve Graaf Leinsdorf, die de leiding heeft, is van mening dat de manifestatie ‘uit het midden van het volk moet opwellen’, een holle frase die hij graag herhaalt, maar waar geen enkele concrete invulling aan wordt gegeven. Intussen verzamelt hij een groep mensen die gestalte moet geven aan ‘een groots idee’. Tijdens de bijeenkomsten in de salon van Diotima, de nicht van Ulrich die ook betrokken is bij de Parallelactie, blijken vooral grote verschillen van inzicht te bestaan over wat het centrale thema moet worden. Graaf Leinsdorf slaagt er niet in om de neuzen dezelfde kant op te krijgen, verzuipt in de materie en probeert met hulp van Ulrich, die hij aanstelt als zijn secretaris, orde in de chaos te scheppen. Zelfs de oprichting van een ‘Comité tot het nemen van een leidend besluit met betrekking tot Z. Majesteits zeventigjarig regeringsjubileum’ en het uitvaardigen van een ‘parool tot de daad’ leidt tot weinig daadwerkelijke daadkracht.
Dan is er Paul Arnheim, een Duitse grootindustrieel, die bij de actie betrokken raakt, vanwege zijn afkomst uiteraard met argusogen wordt bekeken, behalve door Diotima, die verliefd op hem is. Arnheim lijkt de actie vooral aan te grijpen als een middel om zaken te kunnen doen: hij heeft zijn oog laten vallen op olievelden in Galicië en heeft dus een zakelijk oogmerk. Die verborgen agenda blijkt overigens niet zo verborgen. In de loop van het boek blijkt eigenlijk iedereen hiervan te weten, zonder dat ze dat dan weer van elkaar weten.
O, en dan is er nog generaal Stumm von Bordwehr, die de legermacht vertegenwoordigt. Alvorens hij het woord neemt verzekert hij keer op keer ‘dat de soldaat in de raadkamer een bescheiden rol past’, waarna hij eigenlijk altijd een pleidooi houdt voor bewapening en militair machtsvertoon. Hier is weinig animo voor, behalve bij Arnheim, die hoopt zaken te kunnen doen. Stumm krijgt niet echt voet aan de grond. Het is immers 1913, een tijd van vrede en voorspoed. Niemand ziet de noodzaak van investeren in het leger of het imponeren van vreemde mogendheden…
Temidden van die bonte stoet van personages is Ulrich een cynische toeschouwer, op zoek naar een moraal en een grond van bestaan. Als secretaris verzamelt hij alle ideeën die binnenkomen voor de grote actie. Hij verdeelt die over twee mappen, waarvan hij de ene het opschrift ‘Terug naar…!’ geeft omdat ze allemaal voorstellen behelzen om iets in ere te herstellen. De andere map heet, u raadt het al, ‘Voorwaarts naar…!’ De spottende benamingen weerspiegelen zijn scepsis ten aanzien van het hele project.
Ulrich wordt aan het begin van de roman tamelijk uitvoerig geïntroduceerd. Zo wordt in drie verschillende hoofdstukken verteld over zijn pogingen om een belangrijk man te worden. Die pogingen slagen niet. Een keerpunt in zijn leven volgt als hij in de krant leest over een ‘geniaal renpaard’. Het besef dat genialiteit niet voorbehouden is aan ‘knappe koppen’ (ontdekkers, tenoren of schrijvers) maar ook aan voetballers, boksers, tennissers en nu dus zelfs aan paarden wordt toegeschreven, is ontluisterend. Dat doet bij hem het besef rijpen een man zonder eigenschappen te zijn en hij besluit om een jaar ‘vakantie te nemen van zijn leven om een passend gebruik voor zijn vaardigheden te vinden’.
De term ‘man zonder eigenschappen’ slaat op Ulrichs afkeer van een gefixeerde persoonlijkheid. Hij vindt dat het geloof in een vastliggende identiteit, een essentie, een mens uitholt en beperkt. In plaats daarvan meent hij dat een mens gevormd wordt door omstandigheden die buiten hemzelf liggen. In het Engels luidt de titel van het boek ‘The Man Without Qualities’ en het is die titel die door de band The Royal Concept gebruikt werd als albumtitel. Op dat album staat ook een nummer met dezelfde titel.
The Royal Concept – The Man Without Qualities
I don't wanna be that look in your eyes I don't wanna keep wearing you down But someone's coming to get you Don't wanna forget you, I'm sorry
After all I'm just a man, after all
Taking me over Taking control yeah Look at me now I'm in the sky Having the time of my life See how the colors shine
I can see you're in your happy place But do you have to rub it in my face? I get sick to my stomach The tragic comic's a joke now
After all I'm just a man, after all
Taking me over Taking control yeah Look at me now I'm in the sky Having the time of my life
Turning to ashes The bright of the flashes Blinding me now, showing me how Follow me back to the light
We need a hideaway We need a hideaway We need a hideaway
Oh my darling Stay with me Oh my darling Stay with me
Oh my darling Stay... |
Behalve de titel heeft het nummer niet veel gemeen met de roman. Het nummer heeft ook geen uitvoerige bespiegelingen of diepgravende filosofie. Zelfs de zinsnede ‘man without qualities’ komt niet in de tekst zelf voor. Wel herhaaldelijk de woorden ‘I’m just a man’. Alleen een man dus, zonder specifieke eigenschappen die hem nader bepalen. Dat is een andere manier om jezelf een man zonder eigenschappen te noemen.
Je zou de titel van het nummer ook uit kunnen leggen als ‘Een man zonder kwaliteiten’. En inderdaad lijkt de persoon die in dit nummer aan het woord is geen hoge dunk van zichzelf te hebben. Maar één ding heeft hij wel gemeen met Ulrich uit Musils roman: het ontbreken van eigenschappen maakt dat hij vatbaar is voor wat anderen van hem vinden of zelfs van hem maken. ‘I don’t wanna be that look in your eyes,’ zegt hij. En: ‘Taking me over/ Taking control’. Of dat een positief gegeven is, zoals dat bij Ulrich het geval lijkt te zijn, is maar de vraag.