Zoeken
Pop en literatuur (58): Leonard Cohen en Federico García Lorca
Elke dinsdag zoekt Cor de Jong de connectie tussen pop en literatuur. Deze week deel 58: Leonard Cohen en Federico García Lorca.

Pop en literatuur (58): Leonard Cohen en Federico García Lorca

Gepubliceerd op 30 april, 2019 om 00:00, aangepast op 23 juni, 2022 om 15:53

Cor's Pop & Literatuurlijst op Spotify staat onderaan dit blog

Een serie over popmuziek en literatuur kan niet voorbijgaan aan Leonard Cohen. De Canadese singer-songwriter is eigenlijk meer een dichter dan een zanger. Dat wil zeggen: hij begon als dichter en romanschrijver, alvorens de overstap te maken naar de muziek. Toen in 1967 zijn eerste album Songs of Leonard Cohen verscheen, had hij al enkele dichtbundels gepubliceerd. Bovendien (maar hierover zullen de meningen verschillen) zijn veel van zijn nummers door anderen gecoverd, waarbij ze soms onbedoeld de vocale beperkingen van Cohen genadeloos blootlegden. Cohen was overigens zelf niet te beroerd om dat toe te geven. Aan de andere kant blijven veel van zijn uitvoeringen naar mijn smaak onovertroffen, omdat zijn stem nu eenmaal zo goed past bij de donkere, zwaarmoedige teksten.

De stroom van Cohen-uitvoeringen begon al in de jaren ’60 met ‘Suzanne’, oorspronkelijk verschenen als gedicht, dat onder andere succesvol werd gecoverd door Judy Collins en (in een Nederlandse vertaling) door Herman van Veen. ‘Bird on the Wire’ werd ook al een populair object voor andere artiesten. Maar het summum is natuurlijk het overbekende ‘Hallelujah’, afkomstig van Various Positions (1984),een nummer intussen zo vaak is uitgevoerd door andere artiesten dat velen nauwelijks nog weten dat het origineel van Cohen komt.

De stroom uitvoeringen van dit nummer kwam pas echt op gang nadat Jeff Buckley in 1994 een aangepaste, ingetogen versie maakte. Voor dit nummer gebruikte hij enkele andere coupletten dan de strofen die Cohen zelf had uitgezocht. Cohen had namelijk meerdere coupletten voor het nummer geschreven en gebruikte bij latere (live-)uitvoeringen soms andere coupletten dan die van de studie-versie. John Cale maakte bij zijn cover uit 1991 zijn eigen combinatie, die ook door Jeff Buckley gebruikt werd en door de meeste artiesten die het nummer daarna nog uitvoerden. Bij elkaar werd het nummer ongeveer 200 keer door andere artiesten opgenomen.

Maar Cohen leende op zijn beurt ook weleens wat. Uit de Bijbel bijvoorbeeld. Maar ook van de Spaanse dichter Federico García Lorca (1898-1936). Op het album I’m Your Man (1988) staat het nummer ‘Take This Waltz’. De tekst ervan is ‘based on a poem by Federico García Lorca’, vermeldt Cohen in de liner-notes. Het gaat om het gedicht ‘Kleine Weense wals’ uit het postuum verschenen ‘Dichter in New York’. Wie de beide teksten naast elkaar legt, ziet – naast de overeenkomsten – toch ook opvallende verschillen.

Leonard Cohen – Take This Waltz

Now in Vienna there’s ten pretty women.
There’s a shoulder where Death comes to cry.
There’s a lobby with nine hundred windows.
There’s a tree where the doves go to die.
There’s a piece that was torn from the morning,

And it hangs in the Gallery of Frost
Ay, Ay, Ay, Ay

Take this waltz, take this waltz,|
Take this waltz with the clamp on its jaws.I want you, I want you, I want you,

On a chair with a dead magazine.

In the cave at the tip of the lily,

In some hallways where love’s never been.

On a bed where the moon has been sweating,

In a cry filled with footsteps and sand.

Ay, Ay, Ay, Ay

Take this waltz, take this waltz,

Take its broken waist in your hand.

This waltz, this waltz, this waltz, this waltz.

With its very own breath of brandy and Death.

Dragging its tail in the sea.

There’s a concert hall in Vienna

Where your mouth had a thousand reviews.

There’s a bar where the boys have stopped talking.

They’ve been sentenced to death by the blues.

Ah, but who is it climbs to your picture

With a garland of freshly cut tears?

Ay, Ay, Ay, Ay

Take this waltz, take this waltz,

Take this waltz, it’s been dying for years.

There’s an attic where children are playing,

Where I’ve got to lie down with you soon,

In a dream of Hungarian lanterns,

In the mist of some sweet afternoon.

And I’ll see what you've chained to your sorrow,

All your sheep and your lilies of snow.

Ay, Ay, Ay, Ay

Take this waltz. Take this waltz

With its ‘I’ll never forget you, you know!’

And I’ll dance with you in Vienna.

I’ll be wearing a river’s disguise.

The hyacinth wild on my shoulder,

My mouth on the dew of your thighs.

And I’ll bury my soul in a scrapbook,

With the photographs there, and the moss.

And I’ll yield to the flood of your beauty

My cheap violin and my cross.

And you’ll carry me down on your dancing

To the pools that you lift on your wrist.

O my love, O my love.

Take this waltz, take this waltz

It's yours now. It’s all that there is.

 

Federico García Lorca – Kleine Weense wals

In Wenen wonen tien meisjes,

Op een schouder snikt er de dood,

en een woud van opgezette duiven.

Er hangt een stukje van de ochtend

in het museum van de rijp.

En er is een zaal met duizend ramen.

Ay, ay, ay, ay!

Dans deze wals met de lippen opeen.

Deze wals, deze wals, deze wals,

Van ja, van dood, van cognac,

die zijn sleep drenkt in de zee.

Lief, lief, lief heb ik je

met de leunstoel en het dode boek,

door de droefgeestige gang,

op de donkere zolder van de lelie,

in ons bed van maan

en in de dans waar de schildpad van droomt.

Ay, ay, ay, ay!

Dans deze wals met gebroken leest.

In Wenen staan vier spiegels

waar je mond met de echo’s in speelt.

Er is een dood voor piano

die verft alle jongens blauw.

Er staan bedelaars op de daken.

Er zijn verse guirlandes van tranen.

         

Ay, ay, ay, ay!

Dans deze wals die sterft in mijn armen.

Lief, lief, lief heb ik je, liefste,

op de zolder waar kinderen spelen

en dromen van oude Hongaarse luchters

in het gegons van de zwoelzoele avond,

en schapen zien, lelies van sneeuw

op de sombere stilte van je voorhoofd.

Ay, ay, ay, ay!

Dans deze wals van ‘voor altijd mijn liefste’.

Met jou zal ik dansen in Wenen

Verkleed als

De kop van een stroom

Zie, mijn oevers staan vol hyacinten!

Mijn mond laat ik tussen je benen,

in foto’s en witte lelies mijn ziel,

en in de donkere cadans van je passen

wil ik, liefste, mijn liefste, achterlaten

viool en graf, de linten van de wals.

Vert. Bart Vonck

 

Er valt natuurlijk van alles te zeggen over de aanpassingen die Leonard Cohen aanbracht in de tekst. Een groot deel van de verschillen is terug te voeren op de vertaling, rijmdwang, metrische dwang en, laten we zeggen, ‘dichterlijke vrijheid’. Zo wou ik maar niet te veel zoeken achter de cognac die bij Cohen is getransformeerd tot brandy. Door die aanpassing ontstaat de regel ‘With its very own breath of brandy and Death’, met alliteratie én binnenrijm. Een esthetische keuze dus, lijkt me. Dat de 1000 ramen uit de eerste strofe door Cohen worden teruggebracht tot 900 lijkt me ook vergeeflijk: het past beter in het metrum en het blijft gewoon een heleboel. En dat hij de volgorde van het gedicht hier en daar wat door elkaar gooit hoeft ook niet meteen te leiden tot opgetrokken wenkbrauwen.

Wat zijn tekst gemeen heeft met die van Federico García Lorca, is het overheersende thema van de dood. Het woord ‘dood’ (of ‘dode’) valt bij Lorca maar liefst vier keer, er is sprake van een graf en er komen nog andere symbolen voorbij die met de dood in verband kunnen worden gebracht, zoals het ‘woud van opgezette duiven’ (Cohen heeft ‘a tree where the doves go to die’). Deze wals is, zo moge duidelijk zijn, een dodendans.

De gedragen sfeer van het gedicht wordt door Leonard Cohen op passende wijze vertaald naar muziek. In de maat van een wals sombert Cohen met García Lorca mee over vergankelijkheid en het onvermijdelijke einde. De monoloog van García Lorca wordt bij Cohen echter een duet. In het nummer zijn steeds al achtergrondzangeressen te horen, maar in het laatste couplet is er een tweede stem. Grappig genoeg is die afkomstig van Jennifer Warnes, die vooral bekend werd door haar eerdere duet met Bill Medley, dat de achtergrond vormt voor misschien wel de beroemdste dansscène uit de moderne filmgeschiedenis:
 

 

Het belangrijkste verschil tussen Cohen en García Lorca zit hem, wat mij betreft, in de manier waarop ze eindigen. Bij Cohen horen we – evenals in het gedicht – de dans in Wenen, de hyacinten en de zinspeling op orale seks langskomen, maar bij hem mondt die uit in nog meer doodssymboliek: ‘I’ll bury my soul in a scrapbook / With the photographs there, and the moss’. Zijn conclusie is somber en gelaten: ‘take this waltz, it’s yours now, it’s all that there is.’ Daarmee geeft Cohen de door hem gekozen titel een bittere ondertoon.

García Lorca heeft een andere titel. Bovendien maakt het gedicht bij hem deel uit van een bundel, Dichter in New York, die de periode beslaat dat hij in New York woonachtig en werkzaam was, van 1929 tot 1930. Hij was in deze periode depressief en eenzaam en worstelde met zijn homoseksualiteit. De bundel vormt daar een reflectie van. ‘Kleine Weense wals’ is onderdeel van het een-na-laatste deel van de bundel, getiteld ‘Vlucht uit New York’. Daaronder staat: ‘Twee walsen naar de beschaving’. Van die twee walsen is dit de eerste, de tweede is getiteld ‘Wals op de takken’. Deze plaatsing in de bundel geeft te denken. Het gedicht is kennelijk op te vatten als een vlucht, preciezer: een vlucht naar de beschaving. Het laatste deel van de bundel draagt de titel ‘De dichter komt aan in Havana’ en bestaat uit slechts één gedicht, met daarin de steeds herhaalde regel ‘Naar Santiago zal ik gaan’. Het is een gedicht met een vitale, levenslustige toon, heel anders dan de ‘Kleine Weense wals’.

Wie met dit in het achterhoofd de laatste regels van het gedicht herleest, valt op dat de ‘ik’ hier juist (in de wals) de viool, het graf en de linten van de wals achter zich wil laten. Die linten van de wals zouden erop kunnen wijzen dat deze wals een lintendans is, een ‘baile da cintas’, waarbij iemand of iets in linten gedrapeerd wordt en er daarna weer van verlost. De symboliek van zo’n dans past wel bij een gedicht dat bij nader inzien misschien meer gaat over wederopstanding dan over de dood…

Auteurs
Auteur: Cor de Jong

Cor de Jong (1978) is schr?ver, leraar Nederlands en studiebegeleider b? de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam. H? publiceerde al meerdere korte verhalen. De aanname is z?n debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: