Zoeken
De Selectie: Pelumi Adejumo
De komende tijd gaat Lebowski in rap tempo 11 jonge schrijvers op u afvuren. Iedere week een. Wat ze kenmerkt is talent, veelzijdigheid en een frisse blik. Elke woensdag wordt van een van de schrijvers uit de selectie poëzie, een kort verhaal of een essay op de stip gelegd. Nog ongepubliceerd, dus u krijgt telkens een primeur! In Vormen onderzoekt Pelumi Adejumo, de zevende schrijver in De Selectie, het lichaam en hoe dat zich manifesteert in de wereld. Er wordt gekeken, geknepen, geknipt en gezwommen. 'De avond voor ik een groep mensen ontmoet doe ik persoonlijkheidstesten. (...) Ik zet mezelf in hokjes om erbuiten te kunnen stappen, om zo contact te kunnen maken.'  

De Selectie: Pelumi Adejumo

Gepubliceerd op 6 juni, 2018 om 00:00

Vormen

Via de spiegel van de chauffeur werp ik een blik op mijn bruine haar. We  knikken elkaar toe. Gisteren heb ik een haarrelaxer gebruikt en nu ben ik op zoek naar mezelf in alles dat reflecteert. Na elke weerspiegeling voel ik me kleiner.

Uit het raam zie ik de voor mij bekende blonde lokken voorbij zweven. Ze proberen de bus in te halen. Ik vermijd oogcontact met alle passagiers en versnel mijn pas naar een plek achterin. Zijn entree mag ik niet missen.

Witte Jezus, in de belichaming van een rock-zingende conservatoriumstudent, stapt in. Zelfs onder de doffe bus-verlichting gloeien zijn lokken goud.

Mijn armen klem ik om mijn rugtas. Wanneer hij voor mij komt zitten, buig ik voorover en knip ik een plukje van zijn haar. Ik stop het plukje in een plastic zak. Ik heb al vijfentwintig gouden plukjes en weet nog steeds niet hoe hij heet. Van iemand hoorde ik dat hij alleen meisjes datet die op hem lijken. Mijn pigment kan ik niet veranderen, maar, om verergering te voorkomen, blijf ik binnen wanneer de zon schijnt. Over drie jaar kan ik van de plukjes een pruik maken en zal ik op hem afstappen.

 

De avond voor ik een groep mensen ontmoet doe ik persoonlijkheidstests. Bijvoorbeeld voor een eerste schooldag of een auditie. Ze zullen vragen naar wie ik ben en vaak weet ik het antwoord niet. Ik bestudeer mezelf de avond van tevoren. Ik zet mezelf in hokjes om erbuiten te kunnen stappen, om zo contact te kunnen maken.

Op de eerste repetitiedag beginnen we zonder Niek, de regisseur, aan de opwarming. We rennen in een rijtje, degene vooraan doet een beweging die de rest overneemt. Dan rent degene vooraan naar achter en maakt de eerstvolgende een nieuwe beweging. En zo opnieuw.

De anderen zijn direct onderweg. Op een afstand ren ik achter hen aan, met mijn armen om mijn borsten geslagen, en ik probeer me niet voor te stellen hoe ridicuul dit eruit ziet. Lou, mijn medespeelster, vertraagt haar passen totdat ze naast me rent en fluistert: “Misschien moet je een sportbeha kopen.” Het kan me niet schelen hoe lief ze het bedoelt, ik stop met rennen en ga aan de kant zitten.

In de pauze zegt Niek dat ik ontwapenend ben. Ik weet niet precies wat hij bedoelt. Hij zegt dat ik een streng en afstandelijk uiterlijk heb, niet iemand waar je snel op afstapt. Lou heeft lieve rode wangen en een open blik. Sven, de  andere speler, is assertief en oprecht. Ik daarentegen ben niet te lezen.

We zitten in de bus naar het park om te zwemmen. Ik begrijp nog steeds niet wat hij bedoelt met ‘ontwapenend’, maar het voelt kwetsend. Een compliment dat me eerst beledigt. Zoals wanneer iemand zegt dat voor een donker persoon, ik wel mooi ben. In de bus naar het park vraag ik Lou wat zij denkt dat hij bedoelt. Ze zegt: "Soms kan je de hele ochtend niets zeggen, maar volgen je ogen ons in elk hoekje van de kamer en missen je oren geen details. En dan net wanneer ik het als beklemmend ervaar, bied je me ineens een koekje aan."

Ze begint over een sportmedisch onderzoek dat ze voor een auditie heeft moeten afleggen. Ze vertelt hoe de dokter in haar buik kneep, en haar vet tussen zijn vingers wreef, terwijl hij vertelde dat ze overgewicht had. Hij zei dat het prima was, maar dat, mocht ze aangenomen worden, ze als een gek moest gaan trainen. Ik zeg: “Je bent prachtig,” Maar dat lijkt haar niets te doen. Ze antwoordt dat ze wel weet wat voor typetjes daar worden aangenomen.

De andere spelers liggen te drogen wanneer we aankomen. Niek springt net het water in. De spetters water vallen op Lou en mij. We leggen onze spullen tegen de rand van het water, waar de zon al laag op gloeit. Onze schoenen trekken we uit. Lou hinkt omdat het gras onder haar voeten kriebelt. Ik lach omdat ik weet dat het eelt onder mijn voeten me beschermt. Ik trek mijn schouders op en maak me smal, zodat de bandjes van mijn jurk naar beneden kunnen glijden. In één beweging ben ik twee kledingstukken verwijderd van naakt. Lou heeft een badpak aan met een witte bloem onder haar borst. We doen alsof we niet overduidelijk onze onderbuiken inhouden. We lopen naar de rand en gaan op onze knieën zitten.

We zouden er direct in kunnen springen en met onze voeten het mos op de bodem raken. Maar dat doen we niet. Niek kijkt op. Hij zal vast het contrast tussen onze huid bekijken. We stellen ons voor hoe koud het water is en hoe lang het duurt voordat het prettig zal zijn. We vertragen de transitie van warm naar koud. Een verandering die normaal gesproken in één tel gebeurt, stellen we uit tot elk deeltje van ons lichaam het onaangename gevoel van kou heeft waargenomen. Niek ziet ons onze tenen in het water dippen, steeds ietsje verder, tot onze enkels. Geleidelijk zakken onze onderbenen in het water. Zijn ogen volgen ons naar boven. Wanneer het water onze knieën nadert, glijden onze billen van de rand af en laten we onszelf vallen.

Ik vergeet vaak hoe fijn zwemmen is en dat ik het kan. Ik ben tot zwemdiploma B gekomen, omdat ik een hekel had aan de geur van chloor en natte voeten op de blauwe tegelvloer. Ook was ik ouder dan de andere kindjes omdat ik in Nigeria geboren ben, en daar heb je geen zwemdiploma’s nodig. Lou zwemt voor me uit, ze zegt: "Als ik voortaan elke zomerdag ga zwemmen, kom ik zo van die vijf kilo's teveel af."

Onze enige mannelijke speler zegt op de dag van de generale repetitie dat hij het vertikt in een slipje op het podium te staan. Dat is naakt en dus denigrerend. Heeft met zijn mannelijkheid te maken, kan ik niets van begrijpen. Ik word me opeens bewust van mijn lijf. Hoe mijn dijen tegen elkaar schuren en de grond mijn kont trilt bij elke stap die ik zet. Ik zeg dat ik het hypocriet vindt als Niek het Sven wel toestaat een boxer aan te trekken, terwijl Lou ook al een paar keer heeft aangegeven, liever met een broek aan op het podium te staan. Waarop Niek reageert dat ze ten dienste staat van het stuk.

We zijn met z'n vieren één lichaam en vertolken één woord. We leven op één adem, op één energie en op één stem. We zijn dansers zonder te dansen. We zijn het orkest en hebben de dirigent achtergelaten. Alles wat je doet is omwille van de ander. Omwille van het stuk. Wij geven ons over en stellen ons ten dienste van het product.

Lou vindt mijn haar mooi wanneer het net gewassen is, nat en plakt aan mijn hoofd. Lou vindt mijn haar mooi wanneer het stijl is. Lou vindt mijn haar mooi wanneer het gevlochten is. Lou vindt mijn haar mooi wanneer het gevlochten is en dan in een knot. Lou vindt mijn haar mooi en daar hecht ik waarde aan. Lou vindt mijn haar mooi en daar hecht ik mijn waarde aan. Lou vindt mijn haar mooi.

 

Deze tekst is voorgedragen tijdens een radio-uitzending van Ja Ja Ja Nee Nee Nee bij Fashion Colloquium. Over beeldvorming en het lichaam. Hoe door dat lichaam die persoon zich in de wereld presenteert en door de buitenwereld wordt gezien.
Pelumi vertelt in een podcast voor Diversity Stories van Studium Generale ArtEZ over haar naam. Die podcast kun je hier beluisteren.


 

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: