Zoeken
Pop en literatuur (13): The Nits en Nescio
Iedere dinsdag zoekt auteur Cor de Jong de connectie tussen popmuziek en literatuur. Vandaag deel 13, waarin Nescio opduikt in de nederpop van The Nits.

Pop en literatuur (13): The Nits en Nescio

Gepubliceerd op 29 mei, 2018 om 00:00, aangepast op 23 juli, 2019 om 00:00

Hollands glorie, deze week. In de jaren ’80 bouwden de The Nits een reputatie op als een van de vaandeldragers van de nederpop. In de loop der jaren lieten ze ‘the’ vallen, maar als Nits treden ze nog steeds op. Temidden van Nederlandse acts als Het Goede Doel, Doe Maar, Toontje Lager en VOF De Kunst nam de band een geheel eigen plaats in, onder andere door de keuze voor Engelstalige teksten.

In meerdere nummers speelt literatuur een rol en dan veelal Nederlandse literatuur. Het nummer ‘Dapper Street’ is een vrije bewerking van het gedicht ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem, om maar eens wat te noemen. Het nummer ‘In The Dutch Mountains’, van het gelijknamige album, is vernoemd naar een roman van Cees Nooteboom (al hebben die twee op het oog verder niet zo veel met elkaar te maken).

Nescio is natuurlijk het pseudoniem van J.F.H. Grönloh en het is diens novelle ‘De uitvreter’ waarnaar verwezen wordt in het nummer ‘Nescio’ (1983).

The Nits – Nescio


Nescio
Questo paradi-, questo paradiso
Nescio
Nella bocca del luppo
Nescio
Lo straniero é morto
Nescio
Questo paradiso

I jumped off a bridge
And went swimming for hours
And nobody, nobody's looking
I came to a hotel with
Double rooms and showers
And nobody, nobody's knocking

The phone rings on a nightstand
Somebody whispers 'hello', I don't know
Too many words after so many miles
Somebody whispers 'hello', I don't know
I don't know

Nescio
Questo paradi-, questo paradiso
Nescio
Questo quadro é bello

Nescio – De uitvreter

[…]

Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon
prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt.
De wachter kreeg hem te laat in de gaten.
‘Maak je niet druk, ouwe jongen,’ had Japi
gezegd, en toen was i er afgestapt met zijn
gezicht naar het Noord-Oosten. Springen kon
je het niet noemen, had de man gezegd, hij was
er afgestapt.

Op zijn kamer vonden ze een stok die van
Bavink had gehoord en aan de muur zes
briefjes met G.v.d. er op en één met ‘Ziezoo’.

De rivier is sedert naar het Westen blijven stroomen
en de menschen zijn blijven voorttobben.
Ook de zon komt nog op en iederen avond
krijgen Japi zijn oude lui het Nieuws van den
Dag nog.

Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.

Japi, ook wel ‘de uitvreter’, omdat hij voortdurend op kosten van anderen leeft is het memorabele hoofdpersonage van Nescio’s verhaal. Via Bavink maakt hij kennis met de vriendengroep van de ik-verteller. Die jongens hebben wel plezier in de rare snuiter, die nooit geld heeft, neerkijkt op burgerlijkheid en niets doen als hoogste doel heeft. Uiteindelijk wil Japi opgaan in het niets: ‘versterven’ noemt hij het. Alle verlangens achter zich laten en alleen maar ‘zijn’. Maar, net als in dat andere onsterfelijke verhaal van Nescio, ‘Titaantjes’, is de rebellie van Japi niet bestand tegen de harde realiteit. Het verhaal eindigt met de zelfmoord van Japi, die, het moet gezegd, opvallend goedgeluimd het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt: ‘Springen kon je het niet noemen, had de man gezegd, hij was er afgestapt.’ Zijn laatste woorden: ‘Maak je niet druk, ouwe jongen.’

De tekst van Henk Hofstede begint met de naam – of eigenlijk het pseudoniem – van de schrijver: Nescio, oftewel ‘Ik weet het niet’. Een aanroep? Of moeten we de tekst letterlijk opvatten? Meteen hierna schakelt hij over op het Italiaans. ‘Questo paradiso’, ‘dit paradijs’. Welk paradijs?

‘Nella bocca del lupo’ betekent zoveel als ‘in de muil van de wolf’. Ook weer zo’n raadselachtige zinsnede. Het is een wens die Italiaanse acteurs/ dansers uitspreken voorafgaand aan een optreden. Een beetje vergelijkbaar met ‘Toi toi toi’ of ‘Break a leg’. De reactie die daarop moet volgen luidt ‘crepi il lupo’: ‘moge de wolf sterven’. Maar het is hier niet de wolf die sterft. In de volgende zin is het een vreemdeling, ‘lo straniero’, die sterft. Wie die vreemdeling is wordt niet gespecificeerd. Gaat het om de vreemdeling van Camus? Of hebben we hier de eerste concrete verwijzing naar ‘De uitvreter’ te pakken?

Het laatste ligt wel voor de hand, want in het volgende couplet is een ‘ik’ aan het woord die we kunnen identificeren met Japi. Hij is van een brug gesprongen. Niets over er afstappen, deze keer. Hij is gesprongen. Maar daar blijft het niet bij. Want deze sprong is geen zelfmoord, maar het begin van een eindeloze zwemtocht, die hem naar een hotel brengt. Is Japi hier een soort Maarten van der Weijden geworden? Of moeten we de zwemtocht en het hotel niet te letterlijk nemen?

Hofstede zelf beweerde dat hij Japi het happy end gunde, dat Nescio hem niet gegeven had. Hij laat het personage de sprong dus overleven en hem naar Italië zwemmen. Vandaar de Italiaanse tekst. In het hotel waar Japi verzeild raakt rinkelt een telefoon en aan de andere kant van de lijn klinkt een stem die ‘hallo’ zegt. De woorden ‘I don’t know’, die daar direct op volgen, doen vermoeden dat de onbekende beller Nescio zelf is, de schrijver van het verhaal die zijn eigen personage opbelt. De Italiaanse woorden aan het begin van de tekst kunnen dan opgevat worden als de woorden die Japi richt tot zijn schepper: hij is in het paradijs beland. Of dat een aards paradijs of een hemels paradijs is moet de luisteraar zelf maar bepalen.

 

Auteurs
Auteur: Cor de Jong

Cor de Jong (1978) is schr?ver, leraar Nederlands en studiebegeleider b? de jeugdopleiding van Sparta Rotterdam. H? publiceerde al meerdere korte verhalen. De aanname is z?n debuutroman.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: