Zoeken
Schrijftips van Sabine: 'Schittering' van Margaret Mazzantini
Speciaal voor schrijvers in spe. Sabine van den Berg is naast auteur voor Lebowski sinds 2013 als docent Proza verbonden aan de Schrijversvakschool te Groningen. "Geregeld vragen studenten mij wat ik nou eigenlijk zélf lees en waarom? Sinds ik professioneel schrijf – nu toch al ruim twintig jaar – lees ik niet meer onbevangen. Ik kijk altijd hoe een boek is opgebouwd en wat ik van een collega kan leren. Of ik wil vertellen wát ik er dan van leer, is dan meestal de volgende vraag. Daarom, op verzoek van velen: schrijftips aan de hand van literaire voorbeelden."

Schrijftips van Sabine: 'Schittering' van Margaret Mazzantini

Gepubliceerd op 18 mei, 2018 om 00:00, aangepast op 4 juni, 2018 om 00:00

 

Wat: “Schittering” van Margaret Mazzantini. Oorspronkelijke titel: “Splendore”.

Waarom: Ik heb “Schittering” voor mijn verjaardag gekregen van iemand die dit een prachtig boek vindt.

Hoe: Als ik eens zintuigelijk wil schrijven en veel metaforen wil gebruiken, kan ik dit boek als voorbeeld nemen. Opmerkelijk is dat “Schittering” door een vrouw is geschreven. Het verhaal gaat over twee jongens (later mannen), Guido en Costantino, die zich tot elkaar aangetrokken voelen. Het boek behelst het hele leven van een van hen, namelijk van Guido.

De schrijfster gebruikt ontzettend veel - vaak geweldige - metaforen, waardoor het een rijk boek is geworden. Hoewel ik niet alle metaforen even sterk vind en er wat mij betreft zeker een aantal had kunnen worden geschrapt, past de hoeveelheid indrukken en vergelijkingen goed bij de jonge Guido die op het punt staat de wereld en zichzelf te ontdekken. Ook wanneer hij vanuit Rome naar Londen verhuist en weer nieuwe prikkels krijgt, past dit bij de tekst. Naarmate Guido ouder wordt, lijkt zijn blik iets vrouwelijker te worden. De oorzaak daarvoor zou kunnen zijn dat Guido meer met zichzelf in het reine komt. 

Metaforen die een rol spelen en terugkeren zijn bijvoorbeeld de vergelijkingen met drenkelingen en overstromingen als Guido aan zijn hopeloze relatie met Costantino denkt. Ook koorddansers komen vaak voor.

Wat goed werkt, is hoe de schrijfster de ontkenning van Guido’s seksuele voorkeur beschrijft door middel van aantrekken en afstoten. “Hij was heel sterk, hij bewoog als een schaar door het water, dat grote lichaam leek wel te drijven en bijna niemand kon hem onderduwen.” En: “Hij bleef maar lachen, in mij wroeten met zijn platte waterpoloneus die altijd dichtzat, als van een vis.” Een paar bladzijden later schrijft ze echter: “Ik verafschuwde hem, ik had hem altijd verafschuwd. Zo iemand die je voor de voeten blijft lopen, die je altijd wel ergens achtervolgt.” En ook na een kwetsende opmerking die het hoofdpersonage maakt: “Ik zag alles wat ik kende wegstromen uit zijn ogen, die glazig in zichzelf keerden als de ogen van een gek. Ik voelde een golf van vreugde en wreedheid in mij losbarsten.”

De lezer is uiteindelijk opgelucht dat Guido aan zichzelf toegeeft dat hij van Costantino houdt. Maar dan begint Guido met wachten en smachten, hij legt zich neer bij de conventies, werkt hard, trouwt met een alleenstaande moeder en kijkt uit naar de zeldzame (geheime) ontmoetingen met Costantino. Hij wordt meer en meer een slachtoffer van de omstandigheden. Daarom vond ik de wrede Guido die zichzelf als puber ontkent als personage het interessantste.

De schrijfster doet ook iets aparts met de tijden. Het boek is overwegend in de verleden tijd geschreven, alsof hoofdpersoon Guido terugkijkt op zijn leven. Sommige scenes gaan echter ineens in de tegenwoordige tijd over. Hierdoor lijkt de herinnering actueel en wordt de lezer in het heden getrokken (maar het is het verleden).

Iets dergelijks gebeurt soms ook met het perspectief. Dat is gedurende het hele boek het perspectief van Guido, geschreven in de eerste persoon. Maar een enkele keer gaat de schrijfster ineens over op de tweede persoon, de jij-vorm, en voelt de lezer zich aangesproken. Ook is het alsof Guido zichzelf hiermee veralgemeniseert, zoals hier: “dat heb je in al die jaren nog nooit gedaan en juist vandaag wil je als een patiënt voor zijn bureau gaan zitten, je wilt hem in zijn doktersjas zien, je weet dat hij in zijn wereldje een gerespecteerd man is. Jij hebt hem nooit gerespecteerd. Vandaag wil je dat wel proberen.”

Omdat het boek een lange periode bestrijkt, is het interessant om te zien hoe er telkens spanningsbogen in de tekst zijn aangebracht waardoor je blijft doorlezen. Steeds werkt de schrijfster toe naar een climax, bijvoorbeeld een ontmoeting, die eindigt in een anticlimax, een afscheid. Ze speelt met de verwachtingen die Guido heeft, de voorbereidingen die hij treft en laat hierna de leegte zien. Ook werkt ze met vooruitwijzingen, bijvoorbeeld met dromen of bepaalde ‘tekens’ die Guido opvangt. Zo denkt Guido in Londen ’s morgens Costantino op het Victoria Station te zien en ’s avonds wordt hij door hem gebeld.
De lezer leeft mee en wenst dat de twee mannen echt voor elkaar zullen kiezen. Als ze daar eindelijk toe lijken te besluiten, komt de anticlimax daarna nog harder aan.

 

Wat kan ik leren van dit boek:

 

Mooiste zin(nen): “De vrouwtjes schoten als eerste de hoogte in. In de onderbouw leken ze wel een heleboel juffen in een schoolklas. Ze gingen over hun eigen dingen praten, hun ogen werden als meren en monsters, schitterde groeven die de hel verborgen.”

Auteurs
Auteur: Sabine van den Berg

Sabine van den Berg (1969) is als docent Proza verbonden aan de Schrijversvakschool te Groningen. Ze publiceerde eerder de romans De naam van mijn vader, De lachende derde, Wissel en Dingen die niet mogen.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: