Zoeken
Voorpublicatie 'Mijn vader is een vliegtuig' - Antoinette Beumer
‘Ik rijd haar zelf.’ De man van de uitvaartonderneming kijkt me niet-begrijpend aan, zijn hand blijft samen met de pagina die hij net wilde omslaan steken in de lucht. De catalogus met lijkkisten ligt opengeslagen tussen ons in. Voor de foto’s heb ik geen interesse, de kist die ik wil staat daar toch niet bij.

Voorpublicatie 'Mijn vader is een vliegtuig' - Antoinette Beumer

Gepubliceerd op 5 januari, 2018 om 00:00

Behalve de uitvaartman is ook Peter midden in zijn handeling gestopt met bewegen. Vanuit de serre, omringd door verhuisdo- zen, kijkt hij op, zijn handen onzichtbaar in een van de dozen. Dat ik Willemien zelf naar haar laatste rustplaats wil rijden, is zo vanzelfsprekend dat ik de verbaasde blikken niet begrijp. Als ze denken dat ik haar door een vreemde laat vervoeren hebben ze  het mis.

‘Ik weet niet of dit verzekeringstechnisch wel kan,’ zegt de man voorzichtig.

‘Kan niet woont hier niet,’ zou Willemien hebben gezegd. On- willekeurig moet ik glimlachen; vroeger ergerden dat soort opmer- kingen mij mateloos.

Vanmorgen vroeg Peter of het me zelf al was opgevallen dat ik steeds ‘Willemien’ zei in plaats van ‘mama’ of ‘mijn moeder’. Ik durfde niet hardop te zeggen dat het onnatuurlijk voelt om haar zo te noemen, nu haar functie is komen te vervallen.

~

‘Je moeder zit topless voor de tent.’

Karel komt naast me zitten, terwijl hij smakkend aan een raket likt. Hij vertelt niks nieuws, maar ik schaam me er niet minder om. Nu wil ik helemaal niet meer terug. Ik kijk naar zijn mond. De zon warmt zijn ijsje sneller op dan hij kan likken. Kleverige druppels glijden traag van zijn kin naar beneden. Op de tegel tussen zijn benen vormt zich een klein roze plasje.

‘Hoelang blijven jullie nog?’

Ik haal mijn schouders op en doe net alsof ik het antwoord niet weet.

‘Wij gaan zaterdag weer terug. Mijn moeder zegt dat jullie hier de hele zomer staan.’

Ik haal adem en maak een vage beweging met mijn hoofd; iets tussen ja, nee en misschien in.

Ik ben vijftien jaar, gezakt voor mijn mavodiploma en vast van plan nooit meer naar school te gaan. We brengen deze zomer door op een camping in Noordwijk aan Zee. Mijn moeder ligt de hele dag topless te zonnen, ik negeer haar alsof we elkaar niet kennen.

Die avond zitten we voor de tent, zij met een wijntje, en ik kijk stug de andere kant op. Ineens zegt ze: ‘Als je je zo schaamt, waarom noem je me dan niet gewoon Willemien?’

Het is alsof ze me een schop in mijn maag geeft. Ik besluit nog datzelfde jaar uit huis te gaan.

~

Natuurlijk ga ik de lijkwagen zelf rijden, ik ben het haar verplicht en daarbij: er is niemand anders die het kan doen. Verzekerings- technisch komt het goed, ik gooi het op een van onze productie- verzekeringen.

Met een schuin oog kijk ik naar mijn to-dolijstje. De lege drie- hoekjes voor iedere opdracht, die straks zullen zijn ingekleurd, schenken bij voorbaat al voldoening. Dieetboeken en fitnessprogramma’s hebben hetzelfde effect op mij, alleen al van het lezen en kijken ervan val ik af. Als ik het driehoekje voor ‘Lijkwagen’ inkleur, geeft dat een prettige rush.

Stress geeft mijn hersenen altijd extra zuurstof. Waar anderen de focus op problemen houden, zie ik juist de oplossingen. Hoewel het misschien voorbarig is, kleur ik ook het driehoekje ‘Gesprek uitvaart’ in. Zonder de man aan te kijken zeg ik dat het goed komt. ‘Problemen zijn er om op te lossen.’

Peter zucht. Volgens hem zeg ik al dagen niks anders. Het is beter hem te negeren, hij begrijpt niet dat een uitvaart feitelijk hetzelfde is als het produceren van een commercial. Het meeste werk zit aan de voorkant en als je alles goed voorproduceert, loopt de dag zelf op rolletjes. Aan de fotoalbums die Peter in de verkeerde verhuisdoos stopt, zie ik dat zijn ergernis zijn concentratie vertroebelt, hij houdt zich niet aan ons systeem van ‘Weggooien’, ‘Opslaan voor later’ en ‘Nieuwe huis’.

Op mijn to-dolijstje schrijf ik: ‘Fotoalbums in opslaan-voor-later- doos stoppen’. De uitvaartman schuift een folder over tafel. ‘Zo- dra moeder gecremeerd is, krijgt u van ons een akte van overlijden die u aan de noodzakelijke instanties kunt overhandigen. In deze folder vindt u ook een handige checklist over hoe een leven af te sluiten. Ik heb begrepen dat moeder nog in Argentinië is?’ Hij kijkt me even vragend aan. ‘Onze onderneming heeft ruime ervaring in repatriëring. Het is een extra service die we u graag zouden willen aanbieden.’

‘Dat is niet nodig.’ Ik schuif op mijn stoel heen en weer en staar naar het lege driehoekje bij ‘Repatriëring’. Het is lastig om in gesprek te blijven terwijl mijn lijstje nog niet is afgewerkt. Dat Willemien uitgerekend tijdens een golfvakantie in Argentinië moest overlijden, maakt het ingewikkeld, maar niet onmogelijk. We doen zoveel zaken met Argentinië dat onze vaste line producer de repa- triëring al zo goed als geregeld heeft. In mijn schriftje noteer ik: ‘E-mail checken of er nog nieuws is uit Argentinië’.

 

Terwijl Peter de uitvaartman koffie bijschenkt en op fluistertoon met hem in gesprek gaat, maak ik van de gelegenheid gebruik om het driehoekje voor ‘Kist’ half in te kleuren. Dat mag, want ik weet precies wat voor kist ik wil. Hij is ovaal van vorm, gemaakt van tulpenhout, glimmend zilverwit afgelakt en gevoerd met zachtroze satijn. Toevallig hebben we die kist een halfjaar geleden voor een fotoshoot laten ontwerpen en bouwen. Waarschijnlijk staat hij nog in de opslag, en zo niet, dan kan hij nogmaals gemaakt worden. Ik maak een aantekening voor de stagiaire: ‘Uitzoeken waar kist is’.

Peter loopt terug naar de serre en gaat verder met inpakken, maar zijn houding verraadt dat geen woord hem ontgaat. Sinds Willemiens dood cirkelt hij bezorgd om me heen in een poging me af te remmen. Peter is van ons twee altijd de prater geweest, ik het ‘niet lullen maar poetsen’-type. In het begin van onze relatie grapte ik vaak dat het leek alsof hij het wijf was omdat hij zoveel wilde ‘praten’. Toch is die zachtheid precies waar ik ooit voor viel.

Charlie krijgt nooit genoeg van het verhaal hoe ik verliefd werd op haar vader. Om mijn productiekantoor te huisvesten had ik een oude Waalse kerk gekocht en zat midden in de complexe verbou- wing waar Peter als rechterhand van mijn onmogelijke architect in dienst was. Nadat ik de architect tijdens de zoveelste ruzie in een woedeaanval had ontslagen, was Peter langs de kale kerkmuur naar beneden gegleden en zomaar door zijn knieën gezakt. Ik keek op hem neer en vond die kwetsbare man op de grond plotseling on- weerstaanbaar aantrekkelijk. Hij woelde met zijn handen door zijn haren. Het was me nooit eerder opgevallen dat hij zulke prachtige lange vingers had. Zonder na te denken zakte ik ook op mijn knieën en met een vertrouwd gebaar, alsof we elkaar al jaren kenden, had ik mijn hand op zijn warme handen gelegd. We keken elkaar aan en Peter zei: ‘Maak je geen zorgen, ik maak de verbouwing voor je af.’ Ineens voelde ik me niet meer alleen.

Peter vindt dat we vanwege Willemiens dood de verhuizing moe- ten uitstellen; alsof ik dan wel tijd heb om als een dood vogeltje op de bank te liggen terwijl er nog zoveel geregeld moet worden. Daarbij kan ik verdriet dat ik niet voel ook niet veinzen. Hij denkt dat ik in shock ben, maar dat is het niet, het is tijdgebrek. Rouwen kan altijd nog, en bovendien liepen Willemien en ik de deur niet bij elkaar plat. Natuurlijk is negenenvijftig jaar te jong en zie ik er- tegenop mijn dochters te vertellen dat hun oma is overleden, maar ik teken voor zo’n dood. Liever in een golfcourse-hotel pijnloos in mijn slaap dan oud en dement in een bejaardentehuis.

‘Weet u of moeder een uitvaartverzekering had?’ onderbreekt de man mijn gedachten.

Het gemak waarmee deze man steeds ‘moeder’ zegt, verbaast mij. ‘Geen idee, maar geld is geen probleem.’

Ik grijp mijn kans om het gesprek af te ronden, in één adem werk ik mijn lijstje af. ‘De kist regel ik, we gaan voor een witte lijkauto. De auto rijd ik zelf naar het crematorium, verzekering regel ik, we houden geen dienst, ik wil een wit boeket, maar dat regel ik ook, herdenking regel ik, daar hoeven jullie dus niets voor te organise- ren… goed,’ en met een uitgestoken hand maak ik een einde aan ons gesprek.

Aarzelend volgt de man me naar de deur, nog eenmaal werpt hij tevergeefs een blik op Peter.

‘Mochten er nog vragen zijn, dan kunt u me het beste mobiel bereiken,’ zeg ik ter afscheid.

Als ik de deur achter hem sluit, komt Peter met een ernstig ge- zicht en twee mokken dampende thee uit de keuken.

‘Je zou bijna denken dat jouw moeder dood is,’ zeg ik vrolijk. Peter lacht niet mee. Ik buig me snel over het schriftje, mijn pen laat ik nog eenmaal langs iedere opdracht gaan. Het driehoekje voor ‘Bloemstuk’ is nog leeg. Ik bel naar kantoor en geef mijn assistent de opdracht uit te zoeken welke bloemist het mooiste boeket kan ma- ken. Nauwgezet beschrijf ik de samenstelling: ‘Zestig procent witte tulpen half uit de knop, twintig procent witte margrieten, spierwit zonder geel hart… ja, die bestaan, twintig procent witte lelies in de knop, anders stinken ze zo. Geen beschreven lint, of wacht, doe toch maar wel.’ Net op tijd bedenk ik dat een onbeschreven lint wel erg onpersoonlijk is. ‘Doe maar een gebroken wit lint met zilveren letters met de tekst “Rust zacht, Willemien”. Kun je het font dat de bloemist gebruikt mailen? Dan kan ik checken op welk formaat het afgedrukt moet worden.’

Zodra ik heb opgehangen schuift Peter nadrukkelijk de thee in mijn richting en vraagt hoe het gaat. Zijn poging oogcontact te maken negeer ik door het driehoekje voor ‘Bloemstuk’ in te kleuren. ‘Goed,’ antwoord ik opgewekt, ‘alles is geregeld. Het produc- tieteam van Cup-a-Soup organiseert het Ode-aan-het-leven-feest, die commercial staat in de steigers, dus ze kunnen het er makkelijk bij doen. Ik heb morgen op kantoor een productiemeeting voor de uitvaart. Het enige wat ik nog moet doen is langs Willemiens huis gaan om haar agenda te zoeken. Ik heb geen idee wie de laatste jaren haar vrienden waren. Doe ik straks wel even.’ ‘Eva?’ Peter legt zijn hand op de mijne.

Ik trek mijn hand terug en praat snel verder. ‘Volgens de ambassade wordt Willemiens lichaam over een week vrijgegeven. Dat lijkt me best optimistisch, het is verstandig om rekening te houden met vertragingen. De datum van het feest en de crematie is nu precies over twee weken. Vrijdagmiddag vier uur leek mij de beste tijd. De meeste mensen vinden het vast niet erg om een uurtje eerder van kantoor weg te gaan, toch? Dan hebben we tot vijf uur voor het Ode-aan-het-leven-feest. De crematie is om halfzes, maar dat wil ik graag alleen doen. Ik zou het fijn vinden als iedereen lichte kleding draagt. Denk je dat ik dat kan vragen? Ik heb geen zin in zwarte kleding en sombere gezichten. Voor Bobby en Charlie moet ik nog iets nieuws kopen, voor jou dacht ik aan het zomerpak van vorig jaar, de kleding is nog niet ingepakt, toch? En het is misschien gek, maar ik denk dat ik mijn trouwjurk aandoe. Dat zilveren korte jurkje is eigenlijk per…’

‘Eva!’ Peter verheft zijn stem. ‘Volgens mij draaf je een beetje door.’

 

Ik schrik van zijn harde stem en stoot in een reflex tegen de tafel waardoor de beker met thee omvalt. Ik staar naar de driehoekjes in mijn schriftje die zich langzaam samenvoegen tot één grote vlek. Het driehoekje ‘Kinderen vertellen dat oma dood is’ verdwijnt in het zwarte gat. Peter grist vloekend zijn telefoon en computer van tafel en rent naar de keuken voor een dweil. Ik pak mijn schriftje en laat het boven de tafel uitlekken. De thee heeft zich vermengd met inkt en de zwarte druppels maken prachtige vlekken op tafel. Peter duwt me opzij en begint de tafel schoon te vegen. De druppels uit het schriftje lekken nu op de grond. Peter stopt met vegen en kijkt van de druppels op de grond naar mij. Ik schrik als ik zijn ogen zie vollopen.

‘Oké, goed, als dit allemaal achter de rug is, ga ik rouwen.’ Ik leg het schriftje terug op tafel en zeg plechtig: ‘Beloofd!’ Ik geef hem een vluchtig kusje, dat door de haast op zijn oor belandt, en loop naar de deur. ‘Ik moet trouwens ook nog even langs kantoor, Jeroen wil de laatste puntjes op de i zetten voor de Albert Heijn-pitch. Kun jij de meisjes halen?’

Zijn moedeloze knikje vat ik op als een bevestiging. Voor hij van gedachten kan veranderen, check ik de inhoud van mijn tas. De pyjama’s van de meisjes zitten erin. Dan ren ik snel de deur uit.

Mijn vader is een vliegtuig verschijnt 10 januari bij Lebowski.

Auteurs
Auteur: Antoinette Beumer

Antoinette Beumer (1962) is de regisseur van succesvolle films als De gelukkige huisvrouw, Loft, Jackie en Soof. Haar debuutroman Mijn vader is een vliegtuig, die werd genomineerd voor verschillende prijzen en is bekroond met de Hebban Debuutprijs, is nu verfilmd.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: