Kapper
De blik van de kapper – en die van mijzelf – vond ik nauwelijks te verdragen vroeger. Ook waren de gesprekken doorgaans van een ondubbelzinnigheid die zowel agressie als jeuk bij me opriep. Maar misschien was ik enkel bang voor mensen, bang voor het onbekende of had ik gewoon last van provinciale angst.
Mijn tante paste gister op haar twee kleinzoons. Het knippen kon wel even tussendoor. De oudste, een peuter, speelde in de woonkamer en hij rook naar uitwerpselen. De jongste, een baby, lag moederziel alleen buiten in een kinderwagen.
Ik ging voor het raam staan en keek naar hem. Het was mooi weer.
Mijn tante zei: ‘Ja, dat deden we vroeger bij jullie ook, erg gezond voor een kind.’
Ik rook de oudste en wilde voorstellen om hem buiten te zetten in plaats van de baby. Maar met de opvoeding van anderen moet je je zo min mogelijk bemoeien, volgens mij.
Voor ze begon te knippen werd de baby naar binnen gehaald. Het stelde me gerust. Onlangs was ik op een boerderij en een vrouw zei: ‘Eerder hadden we twintig kippen, maar een voor een zijn ze door een buizerd meegenomen. Dan zag je ze zo samen wegvliegen.’
Een baby weegt misschien wel minder dan een kip.
Ik nam plaats op een krukje in de keuken. De oudste speelde op de keukenvloer en sprak in zichzelf. Ik kon hem niet zien of verstaan, misschien speelde hij wel met mijn plukken haar.
Na het knippen begon de baby te huilen in de woonkamer. Mijn tante verschoonde de oudste en zei: ‘Als ik hier een dag ben geweest, ben ik soms helemaal gesloopt.’
Geknield veegde ik mijn haren bij elkaar. Het stonk en er werd gehuild bij de thuiskapper maar er was niks om bang voor te zijn.