Hond
Het café waar we heengingen, daar komt meestal geen hond. Op een paar oude mannen na dan. Niet dat alle oude mannen honden zijn, maar in dat café kunnen ze je even droevig aankijken met van die door drank verlopen ogen.
Sommige mannen lijken te leven met het idee dat het niet uitmaakt of ze morgen nog wakker worden. Misschien is dat ultieme vrijheid.
Die avond troffen we het café leeg aan. Maar toch, een paar uur later, toen wij al dronken waren, kwam er een hond - een man - binnen. Hij kon bijna niet meer lopen.
De man ging naast de vriendin van mijn vriend zitten en zei: ‘Jouw gezicht is nagenoeg perfect, maar je neus, je kromme neus, maakt je wie je bent. Ik ben een beeldhouwer, ik zie zulke dingen.’
Als bevrijd begon de vriendin na enige tijd voor hem te zingen. Dat deed ze wel vaker als ze had gedronken. Maar ze leek het deze keer extra hard en met veel vibrato en lange uithalen te doen. Mijn vriend keek me aan en stelde voor om buiten te gaan roken, al rookt hij niet meer. Hij moest enige tijd geleden stoppen vanwege zijn gezondheid. Wellicht vond hij een vierde klaplong aantrekkelijker dan haar gezang. We stonden op en gingen naar buiten. Ik gaf hem mijn pakje shag.
Na twee sigaretten kwam ook de man die bijna niet meer kon lopen naar buiten strompelen. De vriendin was naar het toilet.
Hij vroeg ons: ‘Wie gaat er met die schone? Geweldig kan ze zingen! Als je me 250.000 euro geeft, zal ik haar voor altijd verzorgen.’
Mijn vriend lachte en zei: ‘Jou betalen? Als je mij betaalt mag je haar meenemen.’
Een tel later kwam de zingende schone van het toilet en zei: ‘Meneer, u bent zo eerlijk, ik was meteen verkocht toen ik u zag.’
Met zijn hondenogen keek hij haar aan en zei: ‘Ik miste je, zelfs toen je op het toilet zat.’
Mijn vriend zei zo zacht mogelijk: ‘Laten we gaan.’