Zoeken
Vastelaovend same (Jan van Mersbergen)
Het was altijd een volledig losgeslagen feest van vijf dagen in het Stedje van Lol en Plezeer, zoals Venlo tijdens vastelaovend genoemd wordt. Vijf dagen met mijn Amsterdamse vrienden in het zuiden, in een hotel midden in de stad. Zonder kinderen, zonder fiets, zonder nieuwsberichten, zonder voetbaluitslagen, zonder politiek, televisie, kranten, zonder boeken. Helemaal vrij en losgeslagen en verbonden tegelijk, maar dan met deze stad en de vastelaovesvierders daar. Dat verandert dit jaar: mijn zoontje van vijf maanden gaat mee.

Vastelaovend same (Jan van Mersbergen)

Gepubliceerd op 23 februari, 2017 om 00:00


Eigenlijk veranderde dat een paar jaar geleden al toen ik mijn vriendin leerde kennen, een week voor vastelaovend, in een kroeg in Venlo. We hebben elkaar niet leren kennen in een en dezelfde kroeg. Ik zag haar in Take Five maar ze was alweer vertrokken voor ze mij zag en later diezelfde avond zag ze mij in een andere kroeg aan de Parade. Dat zijn details. In ieder geval was het een week later vastelaovend. Op zaterdag stuurde ik haar een bericht: ‘ik ben in die en die kroeg’. Ik zei erbij dat er een lange rij voor de deur stond maar als ze tegen de Molukse portier zou zeggen dat ze voor een van die Amsterdammers kwam, dan mocht ze zo naar binnen.

Ze reageerde: ‘Dat doe ik niet. Dit is mijn stad.’

Dus ik haalde haar op, ze stond op de markt, en we beleefden onze eerste vastelaovend. Een jaar erop had ik mijn vaste plekkie in kamer 106 van het hotel afgestaan, ik sliep bij haar. Mijn vrienden wilden me uit de vereniging gooien. Vrouwen bij vastelaovend, dat kan niet. Dat doen we niet, nooit niet. Maar ik was nu eenmaal met dit Venlose maedje en het was nu eenmaal haar stad. Dus zij was er ook.

Mijn vrienden waren bang voor de verandering, zoals vrijwel ieder mens bang is voor verandering. Ze regelden voor mijn vriendin treinkaartjes en een hotel en ze verkochten dat met de boodschap: ‘Jij viert dit jaar vastelaovend in Keulen, leuk hè!’

Zo ver kwam het niet, maar het tekent wel de groep en ook de sfeer. Mannen onder elkaar. Zonder vrouwen, vriendinnen, kinderen. Onze vereniging bestaat uit spelers van een Amsterdamse voetbalclub waar ook zeven damesteams de velden af gaan. Een groepje dames van een

van die teams wilde wel mee naar vastelaovend, ze hadden de verhalen gehoord, en wij zeiden: ‘Dat kan niet.’

Maar hoe leg je dat uit? Wij zijn vrienden onderling, we kennen elkaar goed, we weten wat we doen, het gaat om vertrouwen, het is een ingewikkelde moeilijke zaak... Alles wat we verzonnen maakte het verhaal er niet beter op. Tot we zeiden: ‘Vrouwen, die zijn daar al.’

Toen was alles duidelijk. Nooit meer iets van gehoord.

En nu ga ik dus met vriendin – die inmiddels al anderhalf jaar in Amsterdam woont – en ons zoontje naar vastelaovend, vijf dagen en vijf nachten. Ik kijk er erg naar uit. Dat compleet losgeslagen gevoel van de afgelopen jaren was geweldig, toch waren ook in die jaren de momenten waarop ik op de laatste dag, boerebroelofsdinsdag, kinderen achterin de kroeg in hun boerebroelofspekskes viltjes gooiden en af en toe keken of papa en mama nog ergens zijn, in de buurt van de bar, de meest emotionele momenten. Iedere boerebroelof stond ik te huilen bij het zien van die familievastelaoved. Dat komt natuurlijk ook omdat de laatste dag je emotioneel compleet labiel bent. Bijna alles doet je huilen en op die dag was het gemis van mijn eigen kinderen het sterkst.

Ooit probeerde ik op boerebroelof mijn ex te bellen om te vragen hoe het met de kinderen ging. Ik kreeg niemand aan de lijn. Voicemail. Een uur duurde het, toen was ik helemaal op. Ik maakte me zorgen, ik miste mijn kinderen, ik had er vijf dagen vastelaovend op zitten, ik kon niet meer. Ik ging in mijn bed liggen in kamer 106. Een vriend miste me in onze vaste kroeg en zocht me op in het hotel. ‘Een foutje,’ zei hij later. ‘Je vergat de deur op slot te draaien.’

Hij zag me uitgeteld op bed liggen en schopte mijn zijn kistjes zo hard tegen de boxspring dat ik door de lucht vloog en nog toen ik in de lucht hing zei ik: ‘Ik kom eraan, ik kom eraan,’ want het feest was nog altijd aan de gang en van dit feest wil je geen seconde missen, zo ver was ik er nog wel bij. Ik ben hem nog steeds dankbaar voor deze subtiele wekservice, anders had ik de rest van die mooie afsluitende dinsdag gemist.

Samen liepen we terug naar de kroeg en onderweg belde ik mijn zoon, die inmiddels dus een halfbroertje heeft en zich mijn oudste zoon mag noemen. Alles was goed. Het feest kon verder.

Maar die kindjes op boerebroelof. Dat wilde ik ook.

Morgen reizen we af naar het stedje. Die kleine heeft twee pekskes en natuurlijk een boerebroelofspekske, met shirt en rode zakdoek en een boerebroelofspet. Die pet is veel te groot. Ik heb de achterkant bij elkaar geknepen en er een veiligheidsspeld tussen gezet. Hij past hem nu perfect.

Het wordt een minder vrij en minder losgeslagen vastelaovend, dat weet ik nu al. Ik zal de rem moeten zoeken, op momenten. Ook wordt het een zeer emotionele vastelaovend, meer nog dan anders, omdat die kleine jongen met zijn vijf maanden en zijn mooie blik en openheid weer heel andere emoties los zal maken dan mijn geweldige Amsterdamse vrienden en al die andere mensen tijdens vastelaovend. Die innige verbondenheid neem ik dit jaar mee, die druk ik tegen me aan.

Het wordt ‘vastelaovend same’, zoals ze dat zo mooi zeggen in Venlo.

Jan van Mersbergen schreef acht romans, een novelle, een verboeking en onder pseudoniem een literaire thriller. Zijn weblog werd door HP/De Tijd uitgeroepen tot beste literaire weblog van Nederland. Van Mersbergen schrijft vaker over de vasteloavend, bijvoorbeeld in zijn boek Naar de overkant van de nacht, over één lange met alcohol doordrenkte carnavalsnacht.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: