Zoeken
Voorwaarts, mars
Het moderne feminisme kent twee smaken, zei een Canadese in Parijs tegen me. Ofwel je liep mee met de Women’s March, ofwel je bleef thuis.

Voorwaarts, mars

Gepubliceerd op 6 februari, 2017 om 00:00, aangepast op 23 juli, 2019 om 00:00

Zij had meegelopen, mais of course. In eerste instantie uit solidariteit met haar Amerikaanse vriendinnen, maar ter plekke op Place Trocadéro werd ze getroffen door de kracht van al die vrouwen. ‘En ik dacht ineens: wat zijn al die vrouwen toch prachtig,’ zei ze, nog altijd ontroerd. Ik knikte, en vroeg me twee dingen af. Een: waarom zijn vrouwen toch altijd ‘prachtig’? Twee: waarom was ik er eigenlijk niet bij?

De Women’s March is vandaag twee weken oud. En nog steeds wordt erover geschreven en gepraat alsof het een keerpunt in de geschiedenis betrof. Een enkeling is kritisch, de overgrote meerderheid laaiend enthousiast. Volgens de communis opinio was de mars vreedzaam, krachtig, louterend, historisch – en dan mis ik vast nog wat omschrijvingen. Ik ben afgehaakt bij het zoveelste stuk waarin iemand (v) zich fel keert tegen alle mensen (v) die er niet bij waren. De mars blijkt zo inclusief dat het welhaast een plicht was om erbij te zijn, in het bijzonder voor hen die een vagina bezitten.

Ik was er niet bij. Nochtans ben ik in het bezit van een vagina. En ja, die is van mij en van mij alleen. Niemand mag daar ongevraagd met zijn tengels aan zitten, zeker en beslist geen nare mannen met raar haar. Ik ben ook moeder van een dochter, en ja, ik hoop dat ze later president of directeur of simpelweg gelukkig wordt in een wereld waarin geen plaats meer is voor seksistische vrouwenhaters (m/v). Ik ben ook een van de vele vrouwen die ooit een abortus heeft ondergaan, en des te furieuzer jegens al wie meent mij of wie dan ook het recht daarop te kunnen ontzeggen. In die zin snap ik de woede van al die vrouwen die de barricades op gingen. Ik deel hun verontwaardiging, hun strijdlust, hun verlangen naar een betere toekomst voor ons en onze dochters. En toch ging ik niet.

Allereerst omdat ik weinig zin had om een pussy hat op mijn hoofd te zetten. Zo’n ding is altijd nog beter dan ontblote borsten of buik, soit, maar waarom moeten er überhaupt lichaamsdelen in de strijd wanneer vrouwen de barricades op gaan? Dat lijkt mij nu juist niet het gewenste antwoord op de aantijgingen van een man die vrouwen wil reduceren tot hun lichaam. Bovendien vind ik het al best moeilijk om iemand serieus te nemen met een vulva op haar hoofd, laat staan dat die man zich nog eens achter de oren gaat krabben.

Maar natuurlijk, dit is een drogreden. Er was niemand die mij verplichtte om een vagina te breien. Er was iets groters wat me tegenhield en ik vrees dat het cynisme heet. Ergens in een donker hoekje van mijn geweten ontspon zich een vraag die net zo prangend werd als de pussy hype: heel leuk allemaal jongens, meiden, maar wat kan een vrouwenmars nu helemaal uithalen?

Er zijn veel vrouwenmarsen de laatste tijd. Afgelopen oktober gingen duizenden vrouwen in Polen de straat op om te strijden tegen een strengere abortuswet. Sinds 2008 demonstreren de Oekraïense vrouwen van FEMEN topless voor diverse vrouwenzaken. Vooralsnog zonder duidelijk effect. In 2004 stroomden de Amerikaanse straten vol met vrouwen die zich verzetten tegen het anti-vrouwenbewind van George Bush. Hillary Clinton sprak de vrouwenmassa destijds toe met de aansporing vooral niet nogmaals op Bush te stemmen. De media jubelden dat de demonstratie de grootste was in US-history en dat het een krachtige boodschap was van de politieke macht van vrouwen. Desalniettemin won Bush de tweede ronde op zijn sloffen, er waren zelfs meer vrouwen die op hem stemden dan in 2000.
Sinds 2011 wordt her en der in de wereld ook de jaarlijkse Slut Walk gelopen, een vrouwenmars waarbij vrouwen in lingerie gekleed gaan om te protesteren tegen de verkrachtingscultuur. Vooralsnog leiden deze marsen niet tot een wet aangaande mannen die menen dat vrouwen er zelf om vragen als ze als een slet gekleed gaan. Wel tot veel controverse, en reacties op de beha’s die de vrouwen dragen.
In die zin lijkt de slettenmars hetzelfde lot beschoren als de demonstraties uit 1968, toen feministen de barricaden op gingen om meer autonomie te eisen. Ze gooiden beha’s, hakken, panty’s en wat dies meer zij in vuilsnisbakken om er de fik in te steken. Die fik ging er nooit in, maar ze gingen toch de geschiedenis in als ‘bra-burning feminists’.

Er zijn vrouwenmarsen die wel degelijk effect hadden. In 1913 gingen de Suffragettes in Washington de straat op om vrouwenkiesrecht te eisen. Zeven jaar later kregen ze het. In 1917 gingen in Sint-Petersburg duizenden vrouwen de straat op om de tsaar te onttronen. Ze ontketenden een revolutie die een van de belangrijkste van de eeuw zou blijken.
Dat laatste weet alleen niemand meer. De patriarchale geschiedenis vergeet graag hoe machtig vrouwen kunnen zijn. Vorige week opende in het Stedelijk Museum een tentoonstelling over de Russische Revolutie. Een uitgelezen mogelijkheid om de paralellen tussen toen en nu te exposeren, zou je zeggen. Want die zijn zo groot dat ze bijna ironisch zijn, waren ze niet allereerst treurig. Precies honderd jaar geleden streden de Russinnen namelijk voor hetzelfde als vrouwen nu doen. Ze streden voor het recht op abortus, voor een autonome seksualiteit, voor gelijke kansen. En ze kregen wat ze eisten. Rusland was in 1920 het eerste land dat abortus legaliseerde. Er kwam een vrouwenbureau dat vrouwenzaken regelde. Er kwamen crèches die vrouwen onthieven van huiselijke verplichtingen zodat ze konden gaan werken. Het huwelijk werd geliberaliseerd, waardoor vrouwen mochten scheiden. Er verschenen artikelen in de Pravda over de vrije seks die vrouwen genoten. Maar over al deze dingen gaat de tentoonstelling in het Stedelijk niet, evenmin over het feit dat Stalin kwam en veel verworvenheden van tafel veegde en dat Poetin dat nog eens dunnetjes over doet.

Dat is jammer, want we zouden zo veel kunnen leren van de Russische mars. Onder andere dat er geen beha aan te pas hoeft te komen om effect te sorteren. Natuurlijk, een kanten niemendalletje spreekt meer tot de verbeelding dan vrouwen die zich boos maken over het feit dat ze, zoals in 1968 nog het geval was, wettelijk ondergeschikt zijn aan hun echtgenoot. Boze vrouwen hebben sowieso de neiging om er vooral voor te zorgen dat mannen hun vingers in de oren stoppen en rabarber-rabarber roepen. Maar die mannen hebben we wel nodig, is het niet om minder seksistisch te zijn, dan wel om plaats te maken in de instituten waar de macht zetelt. Dat is tenslotte waar de wetten worden gemaakt. Dat is waar de maatschappij wordt ingericht. Dat is waar in 1971 werd beslist dat de man niet langer het wettelijk hoofd van het gezin was. Dat was niet zozeer te danken aan behaverbrandingen, maar aan praatgroepen die werden opgericht en de navenant groeiende bewustwording en kennis over de ongelijkheid tussen seksen. In navolging daarvan ontstonden vrouwengroepen binnen politieke partijen en vakbonden, er kwamen vrouwenprogramma’s op radio en tv en op universiteiten drongen studenten aan op vrouwenstudies. Het feminisme sijpelde zo de gelederen van het onderwijs en de politiek binnen, waar onderbouwde retoriek uiteindelijk meer voor elkaar krijgt dan beha’s of roze pussy hats.

Wat pussy hats voor elkaar krijgen is dit: ze werven aandacht. Ze halen krantenkoppen. Prima. Maar dat zijn slechts soundbites wanneer ze zonder visie blijven. Wat de vrouwenzaak nodig heeft is een theorie, een perspectief op een betere wereld voor iedereen – ook mensen zonder geschoffeerde vagina. Dat is waar de Russinnen in 1917 succes mee boekten: ze renden langs soldatenbarakken en fabrieken om mannen mee te sleuren en die gingen mee omdat die vrouwen hen wisten te overtuigen van een nieuw, eerlijker wereldbeeld. Een wereld die niemand uitsluit – vrouwen niet, maar mannen evenmin. Hun overtuigingskracht was des te groter omdat ze doordacht was, en maatschappelijk – geheel in lijn met die gedachte van Marx dat de voltallige samenleving baat heeft bij gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Er waren vrouwen die zijn theorie verder ontwikkelden en middels bijeenkomsten en geschriften een groeiende bewustwording op gang brachten. De belangrijkste was Alexandra Kollontai. Haar naam horen we zelden nog, maar ze schreef zinnige dingen over seks en over de verdeling tussen werk en zorg. Precies de onderwerpen waar we nu nog steeds over struikelen, en waarover veelal dezelfde inzichten worden opgelepeld als Kollontai al noteerde.

Hetzelfde geldt voor het hele feministische discours, voor zover dat verder reikt dan Beyoncé’s Flawless. Geregeld lees ik een jonge feminist in de krant iets verkondigen wat al een halve eeuw geleden door Simone de Beauvoir is opgeschreven, of door Gloria Steinem of Dorothy Parker. Is het niet eens tijd dat we voortborduren op het intellectuele klimaat dat onze voormoeders schiepen? Blijkbaar waren hun inzichten niet afdoende, anders stonden we niet weer op de barricaden. En dat staan we, wereldwijd. We willen nog steeds hetzelfde: vernieuwing. Een verandering van de status quo. Een wereld waarin we niet allereerst als vrouw worden gezien, maar als mens. Kennelijk hebben we daarvoor nog iets anders nodig dan wetswijzigingen. Een revolutie in denken, in perceptie. Maar wil je een revolutie, dan zul je revolutionair moeten zijn.

Misschien helpt het als we onszelf om te beginnen gaan zien als mens. Niet als vrouw, niet als ‘prachtig’, maar als mensen met ideeën, theorieën en alternatieven voor Trump, Poetin en al die andere despoten die als duivels uit een doosje springen. Als iemand daar een denktank voor wil beginnen, dan ben ik je mens.

Maartje Laterveer (1976) studeerde Franse Taal- en Letterkunde en werkt als freelancejournaliste voor onder andere Vogue, Vrij Nederland, Opzij en Volkskrant Magazine. Ze debuteerde in 2012 met de roman De mooiste kleur die niet bestaat, die werd genomineerd voor de Bronzen Uil.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd door de Volkskrant.

Auteurs
Auteur: Maartje Laterveer

Maartje Laterveer (1976) studeerde Franse Taal- en Letterkunde en werkt als freelancejournaliste voor onder andere Vogue, Vrij Nederland, Opzij en Volkskrant Magazine. Ze debuteerde in 2012 met de roman De mooiste kleur die niet bestaat, die werd genomineerd voor de Bronzen Uil.

Blijf op de hoogte

Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: